Het publieke leven van monarchen
De afgelopen maanden verschenen twee historische romans van Lucas Zandberg. In beide staat hetzelfde probleem centraal. Al schrijvend probeert Zandberg tot inzichten te komen.
De nieuwe roman van Lucas Zandberg, De vergeten prins, draait voor het eerst om een mannelijk personage. Net als de hoofdpersonages uit eerder werk verkeert dit personage in gegoede kringen – ditmaal in die van de jonge Nederlandse monarchie in de negentiende eeuw. Wiwil, zoon van koning Willem III en koningin Sophie en kroonprins, woont met (slechts!) één lakei ver weg van het Haagse hof, in Parijs. Hij houdt zich afzijdig van wat er in het vaderland gebeurt; in plaats van staatszaken af te handelen drinkt hij liever met de toekomstige Britse koning tot in de nachtelijke uurtjes…
Een losbol dus, die Wiwil. Een onverantwoordelijk type, niet geheel charmant ook. Misschien is het niet zo erg dat hij zijn vader nooit heeft opgevolgd (dat zou immers zijn stiefmoeder doen, Emma van Waldeck-Pyrmont, die als jong meisje een leuke bijrol in deze roman heeft). Wanneer Wiwil terug is in Nederland, om ervoor te zorgen dat zijn vader zijn maandelijkse uitkering niet intrekt, wordt hij verliefd op Mathilde van Limburg Stirum. Een gravin. In het Nederland van 1870 kan dat niet: een troonopvolger trouwt met een prinses uit een andere koninklijke familie. Alles daaronder is – vér – beneden zijn stand. De gravin had net zo goed een bemodderde melkmeid kunnen zijn, verschil had dat niet gemaakt.
Zeggenschap
Ziedaar het drama dat De vergeten prins drijft. Zandberg volgt in zijn roman de star-crossed romance tussen Wiwil en Mathilde. Dat verhaal dient hij smeuïg op, met de benodigde vaart en inlevingsvermogen. Wie aan het hof vindt wat, en waarom? Waarom mag een kroonprins niet trouwen met wie hij wil? Waarom heeft hij, een van de machtigste mannen van het kleine koninkrijk, zo weinig zeggenschap over zijn leven? Wie heeft dat bepaald?
Het levert een interessante paradox op, die Zandberg vooral via Wiwils lakei uitwerkt. Deze man is van eenvoudige komaf, zijn vader en zus wonen in een negentiende-eeuwse krottenwijk. Deze familie kent geen enkele vrijheid: er moet gewerkt worden, van dageraad tot schemering, anders is er ’s avonds geen eten. Al gaat Wiwil gebukt onder de wensen van zijn vader en de regering, hij kent wél de pleziertjes en gemakken die deze familie ontzegd worden. Toch trekt iets in deze familie hem aan: het gebrek aan protocol en ritueel, de vrijheid om te doen wat aantrekkelijk lijkt.
Dat maakt De vergeten prins een vermakelijke en leerzame roman. Je zou echter wensen dat Zandberg het innerlijk van zijn personages meer zou ontsluiten. Hij schrijft vlot, maar misschien net iets te: scènes zouden aan rijkdom winnen wanneer de gedachten en observaties van Wiwil en anderen meer beschreven zouden worden. De vergeten prins is vakkundig geschreven, maar het palet zou nog rijker mogen.
Een wanhoopskreet
Ongeveer gelijktijdig met De vergeten prins verscheen ook een ander boek van Zandberg: Mijn leven is van mij, een vermeerderde en herschreven herdruk van zijn debuut Sisi’s winterlied (2007). In deze roman staat Elisabeth van Oostenrijk centraal, vrouw van keizer Joseph en bij het grote publiek bekend als Romy Schneiders Sisi. Hier echter niks van de zoetsappigheid en romantiek van die films van halverwege de twintigste eeuw: deze roman komt dichter bij de tragiek van Elisabeths leven. In Wenen voelde zij zich gevangen in een vrij liefdeloos huwelijk met de keizer en verstikt door de omhelzing van het Oostenrijkse volk.
De titel van deze roman is een wanhoopskreet, die in zekere zin al Zandbergs romans kan typeren. Net als in De vergeten prins treffen we een adellijk figuur, ditmaal geen prins maar een keizerin, die zich totaal niet thuis voelt waar ze is. Met dien verstande, natuurlijk, dat zij niet, zoals Wiwil, ‘slechts’ in opleiding is een land te leiden, maar gedefinieerd wordt als keizerlijke kraamkamer. Haar baarmoeder is haar leven, en haar baarmoeder hoort de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie toe.
Schrijver met lef
In 1858, twintig jaar oud, baart Elisabeth haar derde kind, kroonprins Rudolf. Haar vader, op kraambezoek, zegt dat hij en zijn dochter hun lot maar moeten dragen:
‘Er helemaal aan ontsnappen zullen we nooit. Het is een roeping, een goddelijke plicht. Althans, dat maken we ervan zodra we de vruchten kunnen plukken. We kunnen er slechts het beste van maken. Maar jij hoeft niet te wanhopen, want jouw leven is een stuk gemakkelijker geworden. Jouw leven is nu weer van jou.’
Elisabeth trekt zich vervolgens zo veel mogelijk terug van het hofleven, maar wordt haar leven daarmee weer van haarzelf? Het lijkt er niet op: ‘mijn leven is van mij’ blijft een wanhoopskreet.
Twee romans dus, met dezelfde thematiek. Met het herschrijven van zijn debuut toont Lucas Zandberg zijn kracht en lef als schrijver, en dat komt de roman ten goede. Toch voelt De vergeten prins als het werk van een rijpere auteur, die steeds vanuit een ander perspectief dieper op zijn thema inzoomt.