Held of schurk in Indië
Van Jan Pieterszoon Coen verscheen in 1934 een eerste biografie, die de acties van deze zowel befaamde als beruchte gouverneur-generaal in Nederlands-Indië in een wel heel positief daglicht stelde. Het eind mei verschenen Jan Pieterszoon Coen beschouwt de man neutraler, velt geen oordelen. Het is immers al moeilijk genoeg zijn leven compleet in beeld te krijgen.
Jan Pieterszoon Coen werd in 1587 in Hoorn geboren, dan een klein stadje aan de Zuiderzee, in een waarschijnlijk gegoede familie. Hier beginnen al gelijk de problemen voor biograaf Jur van Goor, tot 2004 aan de Universiteit Utrecht verbonden als docent koloniale geschiedenis: er zijn niet genoeg bronnen om dat te bevestigen. Wat we weten over Coen begint pas rond 1600, wanneer hij in Rome in de leer gaat. Met die rare keuze – een protestant naar een katholiek land, en dan niet eens naar de betere steden in het noorden – begint zijn leven.
Van Goor heeft deze bronnenlacune mooi opgelost. We mogen dan weinig weten over Coens jonge jaren, we weten wél van alles over Hoorn in de late zestiende eeuw. We mogen weinig weten over wat Coen in Rome precies deed, we kunnen wél laten zien hoe de stad er in die tijd aan toe was, wat er speelde. Het resultaat biedt geen absolute zekerheid; eerder een set gefundeerde aannames en mogelijkheden.
Plek in de geschiedenis
Na de hoofdstukken over Hoorn en Rome verandert Jan Pieterszoon Coen tevens in een biografie over de vroege jaren van de VOC. Coen reist via Afrika en India mee naar de eilanden van de Indonesische archipel. De compagnie is net opgericht, de toekomst is onzeker, en de concurrentie overal: in de Republiek gaat in 1609 het Twaalfjarig Bestand met Spanje in, maar de strijd om de specerijen in het oosten tussen de Nederlanders enerzijds en de Spanjaarden en Portugezen anderzijds gaat door. Ook de Engelsen hebben er schepen varen. En ten derde komen de Europese mogendheden niet in een onbewoonde wereld, maar worden ze betrokken bij lokale oorlogen en conflicten.
Coen heeft een belangrijke rol gespeeld in de consolidatie van de macht van de VOC in ‘de Oost’. Hij klom snel op binnen de organisatie en schreef in 1614 zijn Discoers, waarin hij voorstelde de handel en de oorlogsinspanningen te combineren en samen te laten gaan. Het document zou de basis worden voor latere discussies over het bedrijf.
Werklustige manager
Ook stichtte Coen in 1619 Batavia, de stad die bijna vierhonderd jaar later nog steeds dient als hoofdstad van het onafhankelijke Indonesië. Dat Coen een plek heeft in de geschiedenis, zowel de Nederlandse als de Indonesische, staat buiten kijf, maar de vraag is: wat moeten we van die plek denken? Dat heeft alles te maken met de tegenwoordig meest controversiële actie die Jan Pieterszoon Coen in de onder zijn controle vallende gebieden heeft uitgevoerd.
Om de nootmuskaathandel te monopoliseren werd het eiland Banda ontvolkt en vele nootmuskaatbomen gekapt en vernietigd. Handel en oorlogsvoering komen hier samen: de handel kan oorlogen financieren, oorlogen moeten de handel beschermen. Maar rechtvaardigt dit de wrede acties van Coen? Is hij een held of een schurk? Van Goor probeert labels en verwijten te vermijden, en in plaats daarvan Coens beweegredenen te doorgronden. Hij blijft bij de bij ons bekende feiten en hoe die door Coen gepresenteerd werden. Wat waren motivaties en uitwerkingen? Welke gevolgen had deze actie?
Van Goor is rustig en precies. Er zit jaren onderzoek in dit boek, en elk detail lijkt gemotiveerd te kunnen worden. Hierin ligt de kracht van Jan Pieterszoon Coen. Coen is volgens Van Goor een manager, met een ongekende werklust. Dat er over zijn privéleven met vrouw en kinderen, en als zoon van een in Hoorn achtergebleven familie, weinig tot niks te vinden is, is dan jammer – jammer, maar helaas.