Geur gecombineerd met kleur in het Mauritshuis
Het Mauritshuis laat je ruiken aan het verleden in de tentoonstelling Vervlogen – geuren in kleuren. Geuren uit de zeventiende eeuw zijn gecombineerd met schilderijen en objecten, waardoor het verleden op een toegankelijke en verfrissende manier tot leven wordt gewekt.
Zintuigen in de zeventiende eeuw
Horen, ruiken, zien, proeven en voelen zijn de vijf zintuiglijke waarnemingen, maar hoe druk je die uit in een schilderij of prent? Vanaf de late zestiende eeuw bedachten kunstenaars hiervoor uiteenlopende metaforen. Snuffelende hondjes of een stinkende poepbroek voor reuk, luidruchtige zuiplappen voor het gehoor en een flink pak rammel drukte het zintuig voelen uit. De eerste zaal van de tentoonstelling geeft hier een goede introductie van. In de zalen die volgen mag je je eigen neus gebruiken en wordt de zeventiende eeuw via diverse thema’s getoond. Via geuren krijg je een goede indruk van het dagelijkse leven van zeventiende-eeuwers.
Geuren die tot de verbeelding spreken
Heel sterk aan de tentoonstelling is dat de acht geuren waaraan je kan ruiken zorgen voor een leerzame en tegelijkertijd toegankelijke beleving. Je ruikt namelijk vaak wat je niet ziet. Door de toevoeging van geur kun je je beter verplaatsen in het schilderij, wat zorgt voor nieuwe en verrassende inzichten. Dit is goed te zien (en te ruiken) op het schilderij Gezicht op de Oudezijds Voorburgwal met de Oude Kerk in Amsterdam (ca. 1670) door Jan van der Heyden (1637-1712). Je ziet een vrouw op een houten vlot die lakens wast. Vreemd genoeg doet ze dit naast een openbaar toilet waarvan de uitwerpselen geloosd worden in de gracht. Het is dus maar de vraag of de lakens ‘schoon’ zijn na de wasbeurt. Ze zullen in ieder geval niet fris geroken hebben, want in de zeventiende eeuw werd het afval gewoon in de grachten gedumpt. De vreselijke stank die er hing krijg je kort mee dankzij een geurzuil.
Ook op het schilderij Gezicht op Haarlem met bleekvelden (ca. 1670-1675) door Jacob van Ruisdael (1628-1682) voegt een enigszins zure geur een nieuwe dimensie toe. De geur van een bleekveld om linnen te bleken, is iets waar wij ons niet iets bij voor kunnen stellen. Door echter naar het schilderij te kijken en te ruiken aan de geurzuil besef je snel dat bleekvelden in de zeventiende eeuw niet de fijnste plekken waren om rond te lopen. Het linnen werd gereinigd door het te koken in een bijtend mengsel van water en as, gecombineerd met wasbeurten in de grachten. Het is daarom niet verassend dat zeventiende-eeuwers kruidenmengsels in linnenkasten hingen om lakens lekkerder te laten ruiken. Aan deze geur kun je in de tentoonstelling ook ruiken.
“Vervlogen” geuren
Met zo veel onaangename geuren in en rond de steden had je wel een stevig parfum nodig. Al helemaal omdat mensen toen geloofden dat ziektes zich via stank verspreidden. Daarom droegen welgestelde burgers pomanders bij zich. Dat zijn geurbollen in een kostbare behuizing die parfumluchtjes afgaven.
Al deze verhalen in de tentoonstelling zorgen ervoor dat je met een nieuwe blik kijkt naar de objecten, ook waar geen geurzuil bij staat. Dit is het geval bij een schilderij van een keukeninterieur waar eten wordt bereid en een tekening van een groepje mensen in een galgenveld. Zulke objecten spreken op die manier sterk tot de verbeelding, wat de tentoonstelling interactief, toegankelijk en inhoudelijk maakt. Die interactie ontbreekt helaas in het laatste deel van de tentoonstelling, gericht op religie- en historiestukken, deels omdat het Protestantisme geuren in de ban deed. Desondanks mag je deze tentoonstelling niet missen als je meer wilt leren (en beleven) over hoe geur het leven van mensen uit de zeventiende eeuw tekende. Veel van deze geuren kom je nergens meer tegen, dus het biedt een unieke inkijk in een vervlogen wereld.