Don’t Look Back
Mannen zijn deerniswekkende sukkels. Irina Palm zegt het niet, maar haar dilemma herinnert ons steeds hier aan. Toegegeven, voor volstrekt overbodige halsbrekende toeren als het beklimmen van de Mount Everest in een korte broek of het oversteken van de Atlantische Oceaan in een tweepersoons koekenpan staan de mannen, gewapend met hun testosteron-gedreven geldingsdrang, in de rij. Maar als er vuil werk aan de winkel is, onontkoombaar vuil werk waar geen eer aan te behalen valt maar waar het leven vanaf hangt, heb je vrouwen als Irina Palm nodig.
De in Brussel woonachtige Poolse regisseur Sam Garbarski (The Rashevski Tango, 2003) wou met Irina Palm een enerverende politiek incorrecte romantische komedie maken en hij is daar behoorlijk in geslaagd. Hij schreef het scenario met vriend Philippe Blasband, en het is een opmerkelijk verhaal dat twee bijzondere liefdegeschiedenissen herbergt. Garbarski’s keuze voor de hoofdrol is verrassend: een begenadigd zangeres op leeftijd. Haar hese, versleten stem siert soundtracks van de tv-culthit The Soprano’s tot films als Thelma & Louise (1991). Haar moeder was van adel, maar Marianne Faithfull kwam als actrice niet verder dan kleine rollen. Haar grootste wapenfeit is wellicht haar rol als God in de tv-klassieker Absolutely Fabulous. In Don’t Look Back (1971), D.A. Pennebaker’s baanbrekende muziekdocumentaire, duikt ze ook even op. Je ziet dit troostmeisje voor eenzame gitaarhelden op de achtergrond zitten, kijkend naar de legende Bob Dylan. Don’t Look Back: het zou na een bewogen leven vol drank, drugs en ernstige ziekte haar devies kunnen zijn omdat ze zo onverwoestbaar is. En voila. Op haar zestigste krijgt ze alsnog een eerste hoofdrol. En wat voor een.
Pragmatisme
Maggie (Faithfull, onlangs nog in Paris je t’aime en Marie Antoinette) is weduwe. Een naïeve en saaie vijftiger. Ze is ten einde raad. Er is geld nodig voor een dierbare, veel geld, en omdat haar huis al verkocht is heeft ze geen cent te makken. Maar nood breekt wet, en gezegend met een stil maar krachtig pragmatisme is haar twijfel van korte duur. Zij weet wat ze moet doen. Haar zoon Tom (Kevin Bishop) is een sukkel en kent alleen maar twijfel. Maggie’s beoogde reddende duivel Miki, een mooie rol van Miki Manojlovic (Hell, The Whore’s Son), is ook een sukkel. Alleen iets sympathieker, want hij weet het. Maggie intrigeert hem. Verleidelijk is ze zeker niet, eerder aandoenlijk. Maar achter haar façade van het alledaagse schuilt een verborgen talent, vermoedt hij. En dus beweegt Maggie voortaan door zijn duistere wereld als Irina Palm. U wilt niet weten hoe laag Maggie moet gaan, lager dan een tienvoudig wereldkampioen limbodansen. Maar deze keer heiligt het doel de middelen, en ze kijkt niet achterom. Er staat immers een kostbaar leven op het spel. Kletsende buren en vriendinnen interesseren haar niets. Haar mentor Miki kijkt te veel achterom, dat zie je in de rimpels op zijn droevige gezicht. Jenny Agutter, die als beginnende actrice naast Richard Harris een glansrol vertolkte in de onvergetelijke The Snow Goose (1971), speelt Maggie’s venijnige afgunstige vriendin. Uiteindelijk breekt Maggie haar stilte, en in een hilarische scène op de thee geeft ze haar deftige vriendinnen een glimp van het leven op een andere planeet. Garbaski heeft de pure sfeer van een Mike Leigh-film benaderd. Evenals Leigh handelt hij in het gekletter van gewone mensen botsend tegen de grote thema’s. Thema’s als: iedereen is te koop, of het claustrofobische instituut dat familie heet, of dat het leven een hel is. Net zoals alles in deze productie is ook de muziek eigenzinnig: de hoekige Belgische indierockers van Ghinzu leveren een minimalistische maar sfeervolle soundtrack. De slotscène van deze onderhoudende film kan eigenlijk niet, maar het is Garbarski vergeven. Marianne Faithfull heeft haar hele leven lak aan regels gehad, gaat op haar gevoel af en heeft misschien haar regisseur ingefluisterd dat het zo goed was. En het is inderdaad zo goed… Het werkt en ontroert.Strijdbaar
Irina Palm struikelt, Marianne Faithfull schittert, maar aan het einde van de rit staan beide vrouwen fier overeind. In al hun vergane glorie even strijdbaar als Thelma en Louise: tanend, misschien wat ouder en trager, maar nog altijd taboedoorbrekend als de besten.