Film / Films

De zeepbellen van Gordon Gekko

recensie: Wall Street: Money Never Sleeps

De timing heeft Oliver Stone beslist mee. Drieëntwintig jaar na de verschijning van zijn film Wall Street houdt de economie de gemoederen meer in zijn greep dan ooit. De val van grote Amerikaanse banken, de huizencrisis, de problemen bij de pensioenfondsen, het staat iedereen nog vers in het geheugen.

~

Het is een mooi moment om Wall Street: Money Never Sleeps uit te brengen. De eerste Wall Street werd vooral een hit dankzij het legendarische personage Gordon ‘Greed is good’ Gekko, de gewetenloze speculant die er geen gat in zag om over de ruggen van arme arbeiders grof geld te verdienen. Voor Wall Street: Money Never Sleeps kruipt Michael Douglas opnieuw in de rol. De film begint met zijn vrijlating uit de gevangenis in 2001 en verspringt dan naar 2008. Gekko’s dochter Winnie (Carey Mulligan, An Education) wil niets van hem weten. Geruchten als dat de gevangenis hem veranderd zou hebben wuift ze weg als onzin. Haar verloofde Jacob (Shia LaBeouf, Transformers) is gefascineerd door zijn roemruchte schoonvader. Achter Winnies rug zoekt hij contact met hem. Gekko helpt hem wraak te nemen op de man die zijn mentor tot zelfmoord dreef. Maar hij doet nog steeds niets voor niets.

Ouder, rimpeliger, armer
Het kost Douglas schijnbaar weinig moeite om Gordon Gekko weer tot leven te wekken. La Beouf, een acteur die toch niet bekend staat om zijn charisma, redt zich aardig in zijn wat ambigue rol van ‘goede’ stockbroker.  Samen met Mulligan geeft hij een interessant beeld van een nieuwe New Yorkse generatie: zowel pragmatisch als idealistisch, zowel egocentrisch als goed geïnformeerd. Minder invoelbaar is Winnies houding ten opzichte van haar vader. Dat komt onder andere omdat er sprake is van een dode broer die de kijker nooit gekend heeft, maar ook omdat hun relatie gedurende de film nauwelijks verandert: zij haat hem, hij lijkt niet te begrepen wat ze überhaupt tegen hem heeft.

~

De film springt heen en weer tussen de beursvloer en de problemen op het relationele vlak. Beide verhaallijnen houden de kijker op afstand. Was in Wall Street nog goed te volgen waar de financiële verwikkelingen om draaiden, in de opvolger blijven de deals te abstract. Stone stopt zijn film vol met snelle montages van beeldschermen en grafieken, als om te zeggen: wie volgt het nog, die wereld van het snelle geld? Nu is de crisis deels veroorzaakt omdat niemand meer wist wat hij precies verkocht, maar het vlakke verhaal heeft hier wel tot gevolg dat de kijker zijn schouders ophaalt. Voor zowel de financiële als de emotionele plot geldt dat het gewoon niet zo interessant is.  Om een en ander inzichtelijker te maken schermt Stone bovendien nogal veel met opzichtige symboliek, zoals de zeepbellen die huppelende kindertjes in Central Park blazen. Ook de Hollandse tulpenhandel uit de zeventiende eeuw wordt tot vervelens toe aangehaald.

Oude rotten
Echt een slechte film is Wall Street: Money Never Sleeps niet, daarvoor is Stone te ervaren. Het blijft een genoegen Douglas in een van zijn meest geslaagde rollen te zien terugkeren. Ook fijn is de terugkeer van nog twee van zulke oude rotten, David Byrne en Brian Eno, op de soundtrack.