Any Given Sunday
Oliver Stone staat bekend als het Geweten van Amerika: in films als Platoon, The Doors, Natural Born Killers en, als voorlopig hoogtepunt, JFK legt hij stukje bij beetje de obsessies, fouten en onvolkomenheden van dat land bloot. In Any Given Sunday, zijn nieuwste film die deze week in première gaat, richt hij zijn focus op het American Football en de financiële en emotionele drijfveren achter die sport.
Al Pacino speelt Tony D’ Amato, coach van de Miami Sharks. Hij moet als sportman van het oude stempel op zien te boksen tegen een wereld van machtsspelletjes, hebzucht en geld – veel geld.
Maar het verhaal is niet zo belangrijk bij Stone: dat vormt zoals gewoonlijk voor hem een kapstok om zijn meningen over Amerika aan op te hangen en die in beeld te brengen met zo veel mogelijk visuele flair. De manier waarop Stone in de montage beeld en geluid integreert dwingt bij iedere film opnieuw respect af; de manier waarop hij schijnbaar willekeurige beelden in vrijwel elke scène snijdt en het toch een coherent geheel laat zijn is op zijn minst indrukwekkend te noemen.
Zoals vrijwel elke film van Stone wordt ook Any Given Sunday bevolkt door een sterrencast: naast Al Pacino spelen ook Cameron Diaz, James Woods, Matthew Modine mee en zien we zelfs Charlton Heston in een dubbelrol voorbijkomen.
Any Given Sunday is door zijn rijke beeldtaal en flitsende montage geen clichématige sportfilm, maar bevat wel een aantal bekende elementen uit films die dat wel zijn: de oude trainer, de harde zakenman (in dit geval een vrouw), de briljante speler en natuurlijk de onvermijdelijke slotoverwinning. Mensen die van een goed verhaal houden, komen bij Any Given Sunday wellicht niet aan hun trekken; liefhebbers van technisch briljante en visueel overweldigende films moeten daarentegen zeker gaan kijken, want beter dan Oliver Stone zijn ze tegenwoordig bijna niet te vinden.