Film / Films

Visuele poëzie

recensie: Help Me Eros (Bang bang wo ai shen)

.

Kang-sheng Lee’s Help Me Eros (2007) werd na de Nederlandse première op het afgelopen IFFR wisselend ontvangen. Velen beperkten zich tot commentaar op de uitbundige scènes van seks en wietconsumptie, sommigen prezen Lee’s regie, anderen deden de film af als slappe imitatie van de films van Ming-liang Tsai, waarin Lee immers bijna altijd de hoofdrol vertolkt.

~

De film gaat over Jie (Lee zelf), een voormalige miljonair die zijn fortuin op de aandelenbeurs is kwijtgeraakt. Hoewel schuldeisers beslag hebben gelegd op zijn hypermodernistisch ingerichte apartement, bivakkeert hij er toch en kweekt hij er binnenwiet die hij naar hartelust consumeert. In vertwijfeling (en zwaar onder invloed) belt hij voortdurend een hulplijn. Hij wordt verliefd op het luisterende oor, dat hij zich voorstelt als een seksbom, maar in werkelijkheid een corpulente dame is met haar eigen problemen. Zij is getrouwd met een homoseksuele chefkok die haar vetmest en van seks onthoudt. Het schaars geklede meisje van de notenbar langs de straat voldoet ondertussen meer aan Jie’s verwachtingen. Maar hoewel ze een relatie krijgen, gaat Jie toch verder op zoek naar zijn droomvrouw.

Ontwapenend

Jie en het meisje gaan zich te buiten aan allerlei onwaarschijnlijke vormen van seks, terwijl de beldame grote hoeveelheden exorbitante gerechten krijgt voorgeschoteld door haar man. Het idee dat ze alledrie ondertussen verstoken blijven van wat ze eigenlijk nodig hebben wordt nergens expliciet, maar is gedurende de hele film voelbaar. Deze droevige ondertoon maakt Help Me Eros aangrijpend: de perikelen tussen de decadente Jie, het lichtzinnige meisje en de gekwelde dame zijn zowel komisch als ontwapenend. Dat de melancholieke lading overeind blijft in een film vol onderkoelde maar verschrikkelijk zwarte humor en in een voortdurend buitensporige visuele stijl, is bovendien geen geringe prestatie.

~

Vooral wat betreft dat laatste is de verwantschap met het werk van Tsai duidelijk: het camerawerk is inventief, het gebruik van metaforische locaties opmerkelijk, de long takes veelvuldig. Bovendien is er ook bij Tsai altijd een thematische nadruk op miscommunicatie, seks en eenzaamheid. Het oordeel dat Lee’s film een derivaat is van die van Tsai is dan ook voorspelbaar, maar evenzeer onterecht. Waar Tsai’s werk de laatste jaren afstandelijker (I Don’t Want to Sleep Alone) en abstracter (The Wayward Cloud) is geworden, is Kangs laatste film juist aardser en intiemer. Lee’s personages staan in een duidelijk herkenbare realiteit en hun problemen zijn minder filosofisch dan tastbaar. Help Me Eros bevat een aantal surreële scènes, maar die gelden meer als lichtvoetige uitstapjes uit het realistische kader van de film dan als onderdeel van de betekenis ervan. Waar de thematische lading van Tsai’s films inmiddels niet meer los te zien is van hun extreme esthetisering, is Lee’s cameravoering, enscenering en gebruik van ruimtes en locaties ondergeschikt aan de inhoud.

Overeenkomsten

~

Ondanks de duidelijke invloed van zijn mentor heeft Lee dus een eigenzinnige film afgeleverd, die bovendien zelfverzekerder is dan zijn debuut The Missing (2003). Dat was een tot speelfilmlengte opgerekte korte film, met een aantal te lange, redundante en repetitieve scènes. Help Me Eros is veel sterker gestructureerd: iedere scène is zowel binnen de vertelling functioneel als afzonderlijk opmerkelijk. Er zijn genoeg overeenkomsten tussen de twee films: de eenzaamheid van de personages, de miscommunicatie tussen hen en de fantastische visuele poëzie waarmee Lee die zaken uitbeeldt. Die culmineert in beide films in een schitterende slotscène, die in Help Me Eros een nog sterkere resonantie heeft. Kang-sheng Lee is daarom niet alleen een markant talent, maar ook een regisseur die zichzelf blijft ontwikkelen.

Help Me Eros verscheen onlangs op dvd en wordt als onderdeel van ‘Rotterdam en route’ vertoond. Lees hier een interview met de regisseur.