Erop slaan met acrobaatje Adriaan
.
Al in 2001 schreef Frans scenarist Luc Besson Yamakasi: les samouraï des temps modernes, die vooral gemaakt leek om het spectaculaire aspect van parkour te etaleren. The Great Challenge (originele titel: Les fils du vent), van Yamakasi-regisseur Julien Seri, is van hetzelfde laken een pak, al ligt de nadruk nu wat meer op de martial-arts dan op het turnen.
Broeierig zwoele blikken
Er gebeurt veel in The Great Challenge: zes van de pakweg negen personages beoefenen parkour, verhuizen naar Bangkok, krijgen het aan de stok met de drie andere figuren, rennen over daken, organiseren een ‘show-down’, waarbij niemand met meer dan drie regels tekst sterft, waarna iedereen naar huis gaat. Verder ontwikkelt zich een romance, iemand zoekt en vindt zichzelf en er is een familie-intrige. – Het is niet aardig van uw recensent dat hij het verhaal verklapt, maar het verhaal doet er eigenlijk niet echt toe in dit genre. Hier ga je niet naartoe, omdat je zo kan genieten van realistisch spel of doortimmerde plotwendingen. Broeierige, zwoele blikken flitsen heen en weer, iemand claimt de moord op een familielid van een ander, en karakters meten krachten. En zo is het ook bij The Great Challenge: het spel is vet en bombastisch, net als de geluidseffecten, de plot is opzettelijk obscuur en de sportscènes doen hier en daar een tikkeltje homo-erotisch aan, hetgeen vast niet de bedoeling geweest is.
Fluitend tussen 176 zwaarden
Uiteindelijk draait het om de gevechten, en als dat je ding is, moet je naar The Great Challenge. Want de matpartijen zijn zeer kunstig en knap gechoreografeerd en gaan heel rap; ze zijn zoveel energieker dan in The Matrix, die nooit echt bevredigden, en die op een of andere wijze toch de nieuwe norm geworden zijn… En de stunts lezer, ach de stunts. Niks geen opzichtige special effects, gewoon degelijk vakmanschap. Wat dat aangaat zal Seri aardig gesteund hebben op stunt-coördinator Marc Cass, die ook meehielp aan Sleepy Hollow en The Phantom Menace, en op de atletische schouders van zijn spelers.
The Great Challenge voldoet in z’n genre ruim- en ruimschoots. Jammer van dat overbodige en onoverzichtelijk in beeld gebrachte eindgevecht. Hadden alle personages (of tenminste sommige) juichend de dood gevonden – wat in de lijn der verwachtingen ligt wanneer acht mensen zich een weg moeten banen door honderdzesenzeventig met zwaarden bewapende criminelen (al is sinds Kill Bill niets meer zeker) – dan was de kijker naar huis gegaan met een gevoel van respect voor de helden. Nu fluiten ze veel te gemakkelijk door het krijgsgewoel heen. Dat is geen kunst; volgend jaar kan mijn kleine broertje dat ook.