De waarheid is niet belangrijk
Duivelsuitdrijvingen zijn altijd een populair onderwerp geweest voor films, met name in het horrorgenre. Met de voorkennis dat Requiem gaat over een exorcisme, verwacht je lange tijd dat het met de film ook die kant opgaat. Maar horror is niet wat regisseur Hans-Christian Schmid voor ogen stond: hij is meer geïnteresseerd in het aandragen van mogelijk oorzaken voor de psychische stoornis van zijn hoofdpersoon.
Requiem is gebaseerd op ware gebeurtenissen. In 1976 stierf Anneliese Michel aan uitputting door een serie ‘exorcismen’. De diepgelovige studente had al jaren psychische klachten, maar de behandelingen daarvoor sloegen niet aan. Ze begon zodoende steeds meer te geloven dat ze bezeten was door demonen. Anneliese Michel heet in de film Michaela Klingler; de achternaam verwijst naar de rechtszaak die volgde op de uitdrijvingen en waarin de betrokken priesters werden veroordeeld. Op de Klingenberg-zaak werd eerder de Amerikaanse film The Exorcism of Emily Rose gebaseerd.
Waar die film zich vooral richtte op de reconstructie van de gebeurtenissen vanuit de rechtszaal, sleept Schmid de kijker mee in het drama zelf. We weten lange tijd dat Michaela iets heeft, maar niet precies wat; pas halverwege de film krijgen we te horen dat de diagnose altijd epilepsie heeft geluid. Michaela heeft dit zelf nooit helemaal geloofd. Als ze voor het eerst in lange tijd weer een aanval krijgt, kan ze ineens de rozenkrans die ze van haar moeder heeft gekregen niet meer van de grond pakken. Later is ze ook niet meer in staat het kruis in haar studentenkamer aan te raken of te bidden. Michaela weet het zeker – ze is bezeten.Van buitenaf
Schmid laat je niet meegaan in die zelfgemaakte diagnose. De kracht van veel psychologische horrorfilms is dat de kijker daarin ziet wat het personage ziet en voelt. Zo niet in Requiem. Hoewel de schokkerige camera haar soms erg dicht op de huid zit, blijven we van buitenaf naar Michaela kijken. Daarmee hebben we dezelfde positie als de mensen die haar omringen, en die er betreffende haar ziektebeeld allemaal verschillende opvattingen op nahouden: haar studievrienden willen dat ze een psychiater bezoekt, haar vader en een priester dat ze weer naar een dokter gaat, terwijl een andere, jonge priester er steeds meer van overtuigd raakt dat ze inderdaad bezeten is.
Als kijker kun je nog denken dat een en ander wel te maken zal hebben met haar streng christelijke opvoeding, en met haar dwingende moeder. Hoewel de vraag wat de oorzaak is van Michaela’s gedrag de film draagt en ook lange tijd boeiend houdt, komt Schmid aan het eind niet met een duidelijk antwoord. Voor sommige mensen zal dat een teleurstelling zijn, maar het kan evengoed als de kracht van Requiem gezien worden. Niet voor alles is een heldere verklaring voorhanden, en de ‘waarheid’ – als die al bestaat – is niet altijd belangrijk, lijkt Schmid te willen zeggen.Blijven over de twee grootste kwaliteiten van de film: het acteerwerk van Sandra Hüller en de mise-en-scène. De jaren zeventig zijn perfect getroffen, van de saaie kleur beige (te zien in de inrichting van de meeste woningen) tot kleding, haardracht en de gebruikte rockmuziek. Hüller, die voor haar vertolking van Michaela een Zilveren Beer won in Berlijn, speelt angstaanjagend goed. Ze is overtuigend genoeg om je alle mogelijke verklaringen te laten nagaan, en op z’n minst te laten overwegen dat ze echt bezeten is. Daarmee maakt ze Michaela Klingler net zo ongrijpbaar als Anneliese Michel in werkelijkheid geweest moet zijn.