The Beach
Het uiterst hippe trio Danny Boyle, John Hodge en Andrew MacDonald (resp. regie, script en productie) heeft met The Beach alweer een uiterst hippe film afgeleverd, na Shallow Grave, Trainspotting en A Life Less Ordinary. In het verhaal, dat gebaseerd is op het gelijknamige cultboek van Alex Garland, staat de jonge Amerikaan Richard (Leo DiCaprio) centraal.
Richard is een soort neo-hippie, die net als veel van zijn generatiegenoten het “gewone leven” voor een tijdje achter zich laat om avontuur en verlichting te zoeken in Thailand. Hij vindt allebei in overvloed nadat hij een kaart van de behoorlijk gestoorde “Daffy” krijgt. Op die kaart is de lokatie van een paradijselijk eiland aangegeven, met daarop een perfect strand.
Samen met zijn hotelgenoten Etienne en Francoise (de onwaarschijnlijk mooie Virginie Ledoyen) gaat hij naar het eiland op zoek. Als ze het vinden, lijkt het een paradijs te zijn. Maar na verloop van tijd gaan er bepaalde dingen goed mis.
Richard is geen aardige jongen en hij liegt tegen de aardigste mensen. Hierdoor identificeren we ons vrijwel niet met hem, maar blijven we observerende buitenstaanders, met als grootste effect dat we zijn motivaties en beweegredenen niet altijd goed begrijpen.
Dit is een bekend effect bij onsympathieke filmpersonages, en de regisseur moet dit in zo’n geval met andere middelen proberen te compenseren. Boyle heeft dat op visueel terrein gedaan. De film ziet er fantastisch uit: de Thaise lokaties zijn ten volle benut en het schitterende camerawerk van Darius Kondhji (vooral bekend van zijn stijlvolle werk in Se7en) bevat een paar hele mooie visuele vondsten.
Tel hierbij op een paar gruwelijk realistische make-upeffecten, één enorm schrikeffect (je weet waar ik het over heb als je het ziet) en een erg goeie soundtrack van vaste David Lynch-kracht Angelo Badalamenti, aangevuld met de Grote Vier van de Britse dancescene (Leftfield, Orbital, Underworld en de Chemical Brothers), en je hebt met The Beach een topper in handen.