Film / Films

Eigenzinnige verfilming

recensie: Jar City (Mýrin)

.

Baltasar Kormákurs houding ten opzichte van zijn thuisland IJsland is ambivalent. Zijn hoofdpersonen zijn steeds zielige figuren, maar hij houdt van ze. Hij laat de IJslandse omgeving graag in grimmige, kleurloze beelden zien, maar gaat zich net zo lief te buiten aan spectaculaire buitenopnames.

~

In Jar City (2006), een verfilming van Arnaldur Indriðasons misdaadroman Noorderveen, is de protagonist dan ook even morsig als Hlynir uit 101 Reykjavik pathetisch was, en is IJsland even afwisselend beeldschoon en grauw als in The Sea. Een andere constante in Kormákurs oeuvre zijn verstoorde familiebanden. De bizarre driehoeksverhouding van 101 Reykjavik en de huichelarij van de familie in The Sea sluiten naadloos aan op de van zijn verslaafde dochter vervreemde einzelgänger Erlendur in Jar City (perfect gespeeld door Ingvar E. Sigurðsson), die zijn wanhoop over haar verbergt met kilheid en ongeduld.

Erlendur, de held van een reeks misdaadboeken van Indriðason waarvan dit de eerste verfilming is, onderzoekt in Jar City het verband tussen een moord en een zeldzame erfelijke ziekte. Dit genetische element maakt van het boek een van Indriðasons minder uitzinnige romans: de verwikkelingen zijn verankerd in de werkelijkheid, namelijk de controverse rond de genetische databank die de IJslanders medio jaren negentig aanlegden. Het drama rond de moord en de thriller-elementen zijn in deze context redelijk geloofwaardig, en Kormákur houdt vast aan dit realisme (deCODE-baas Kári Stefánsson duikt zelfs even op in een cameo). Afgezien van bleekgroene kleuren in bepaalde binnenscènes en blauwgefilterde flashbacks zijn de beelden goeddeels levensecht: de met handgedragen camera gefilmde buitenscènes tonen – afgezien van een handvol adembenemende luchtopnames – de weidse grauwheid van herfstig IJsland zonder opsmuk.

Smerigheid

~

Kormákur heeft zich wel wat vrijheden veroorloofd bij het bewerken van Indriðasons plot. Sommige keuzes zijn verstandig: een verkrachting die in het boek werkelijkheid is, is in de film een valse beschuldiging, waardoor de desastreuze gevolgen nog tragischer zijn. En de zinloze subplot over een verdwenen bruid uit het origineel is wijselijk weggelaten. Toch heeft de regisseur nog steeds haast met het vertellen van het verhaal: het camerawerk is schichtig, de scènewisseling en montage zijn vliegensvlug. De dialoog van de volgende scène begint vaak al in de vorige. Kormákur valt daardoor door de mand als hij stilstaat bij details die geen invloed op de plot hebben en scènes verzint die puur als grap dienen. Daar zijn er veel van: Kormákurs oog voor alledaagse smerigheid (Erlendurs voorkeur voor het eten van schapenhoofden, een snackende lijkschouwer) en zijn humoristische toevoegingen (een achtervolging met een ontsnapte crimineel verloopt anders dan verwacht) zijn net zo duidelijk aanwezig als in zijn andere films, en net zo storend zelfbewust.

Het is echter de opvallendste aanpassing die de minst effectieve is: doordat Kormákur van de dader al in de eerste scènes een personage maakt, neemt hij de onzekerheid over het moordmysterie van het boek, en daarmee de potentiële spanning van de film als thriller, direct weg. Dat zou de miserabele tragedie van het verhaal aangrijpender kunnen maken, maar Kormákur lijkt zijn eigenaardige kijk op de IJslandse samenleving belangijker te vinden. En dat maakt Jar City even eigenzinnig als onovertuigend.