Onovertroffen oer-Hollandse slapstick
“Deze is rauw”, wijst een klant naar zijn zwartgeblakerde biefstuk. “Ik ben toch geen hyena, of wel soms?” Mistroostig kijkt de ober naar het stuk vlees, en brengt het terug naar de keuken. Zijn collega weigert nog steeds van de wc te komen. In een paar pennenstreken zet regisseur, scenarioschrijver én hoofdrolspeler Alex van Warmerdam in de eerste scène van Ober een absurd universum neer waar de meest bizarre dingen klakkeloos worden geaccepteerd.
Op het eerste gezicht lijkt het normaal: een restaurant, een ober, een ontevreden klant. Maar de dialoog klinkt onnatuurlijk, de ober ziet er mistroostig uit, en de sfeer schreeuwt nu niet precies ‘gezellig avondje uit’. De personages lijken zich daar niet van bewust; voor hen is dit normaal. En voor de kijker, vijf minuten later, ook.
Bij Alex van Warmerdam kan een Japanse huurmoordenaar in de huiskamer hagelslag van zijn hand likken, of wordt een jubileum gevierd in een Van der Valk-achtig restaurant met uitzicht op de industrie van IJmuiden. Feilloos accentueert hij de Nederlandse lulligheid en combineert hij dat met absurditeit. Voor een belangrijk deel lag daar de humor van zijn debuutfilm Abel. Zijn andere films werden steeds naargeestiger. Lachen kon nog wel, maar met schuldgevoel. Van Warmerdam zoekt de humor waar het pijn doet.Slapstick
Met Ober lijkt Van Warmerdam terug te keren naar de humor van Abel. Lijkt. Want wie goed telt, ziet dat er meer doden vallen dan in welke Van Warmerdam dan ook. Soms ligt de lach létterlijk waar het pijn doet. Als Edgar hardhandig tegen een vogelkooi wordt gegooid, fladderen er tjilpende vogeltjes om zijn hoofd, als in een tekenfilm. Boze klanten gooien hem in een aquarium. Ober is slapstick.
Er is nog een reden waarom je al die ellende blijft accepteren: de introductie van een schrijver in het verhaal. Voor het eerst wacht het hoofdpersonage bij Van Warmerdam niet lijdzaam af hoe het lot beschikt, nee, hij gaat verhaal halen. Bij de schrijver die zijn leven verzint. Dit heeft twee belangrijke voordelen: zo blijft het altijd ‘maar’ een verhaal. Bovendien krijgt Van Warmerdam een carte blanche om te doen wat hij wil, om de meest absurde dingen te laten zien en weer te schrappen. De ober kan minutenlang een klank uitstoten. Als hij zich beklaagt over zijn ernstig zieke vrouw, krijgt hij daarvoor in de plaats een minnares. Wat – uiteraard bij Van Warmerdam – ook geen positieve ontwikkeling blijkt te zijn.
Onvoorspelbaar
Van Warmerdam heeft vaak gezegd dat hij dat bij het schrijven van een scenario altijd wil bereiken: alles kunnen verzinnen. Maar het gevaar dat de film uit de bocht vliegt, is daarmee levensgroot. Een verhaal waarin alles kan gebeuren en wat zich aan geen enkele wet houdt, is in de basis oersaai. Zeker als er, zoals bij Van Warmerdam, geen psychologische diepte zit in de personages. Hier wordt de schrijver zo grillig gebruikt, dat het toch op een andere manier onvoorspelbaar blijft: je weet nooit wanneer Edgar weer opduikt in de studio van de schrijver.Daardoor kun je ook scènes lang vergeten dat de ober ‘maar’ een personage is. Van Warmerdam balanceert op de randjes van enorme flauwheid en gemakszucht, maar blijft altijd staan. Dat maakt hem niet alleen een goede regisseur, het maakt Ober een van zijn beste films.