Erudiet plakboek van Europese poëzie
Met Mijn gedichtenschrift heeft Benno Barnard een klein monument voor de Europese dichtkunst geschreven. In een lichte, associatieve stijl, die pas bij nadere lezing zijn diepzinnigheid loslaat, voert hij de lezer door grappige, vreemde en droevige poëzie, vaak door hemzelf vertaald. Voor wie een aparte bundel een te groot hoofdgerecht zal zijn, wordt hier een schaal vol smakelijke hapjes vooraf aangereikt.
In de 19e eeuw hielden dames van goede familie vaak een gedichtenschrift bij. Als ze poëzie hadden gelezen die hen geraakt had schreven ze het over in een schrift, eentje met een harde, gemarmerde kaft, en legden op deze wijze een hoogst persoonlijke verzameling aan. Benno Barnard heeft dit voorbeeld gevolgd en zijn lievelingsgedichten voorzien van korte essays. Er komt van alles langs. De “vuile grimas’ van Apollinaires hoteldeuren, de ‘zwarte sneeuwvlokken’ van Shoah-dichter Paul Celan tot het magisch labyrint van ‘Hoog Catharijne’ bij Ingmar Heytze.
Terreur van de burgerlijkheid?
Met Gerrit Komrij gaat Barnard even in polemiek. Bij het gedicht ‘Verzoening’, van de Amerikaanse, mogelijk homoseksuele dichter Walt Whitman haalt hij Komrij aan, die ooit verkondigde dat de homo zich met een eindelijk toegestaan huwelijk “zich aan de terreur van de burgerlijkheid onderwerpt.” Hoezo terreur, vraagt Barnard zich af. Juist de uit burgerlijke kringen afkomstige kunstenaars hebben sinds de Verlichting het moderne artistieke Europa gevormd. In tegenstelling tot Komrij´s opvatting over de hoogstaande, in ultieme vrijheid gedijende artistieke homoseksueel verdedigt Barnard “een burgerdom dat niet verstrikt raakt in haar eigen morele conventies.Je zou bij deze discussie over burgerlijkheid ook kunnen denken aanThomas Mann. Hij was een vurig bewonderaar van Walt Whitman, worstelde zelf met homoseksualiteit maar ook, vooral, met zijn verhouding tot de elite waar hij van afstamde. Zijn hele leven heeft hij gewerkt volgens een minutieuze dagorde, die nauwgezet werd bewaakt door zijn vrouw en gerespecteerd werd door zijn kinderen. In dit gestructureerde, “burgerlijke”, dagelijks leven schreef hij zijn moderne, ironische, romans die vaak de kunstenaar in relatie tot de burgerlijke samenleving als hoofdthema hebben. Dezelfde spanning tussen artistieke vrijheid en worteling in tradities is in deze bloemlezing volop aanwezig.
Geloof als beschavingsideaal
Een andere, interessante spanningsverhouding is die met geloof. Barnard is opgegroeid met de Bijbel, zelfverklaard agnost, maar laat wel zijn kinderen dopen en voedt ze op met een flink stuk traditioneel christendom, natuurlijk uitsluitend bij wijze van beschavingsideaal. In zijn commentaar op ‘De Wederkomst’, van W.B. Yeats en ‘Bij een graf in Lourmarin’, van Huub Beurskens krijgt de lezer deze spanning tussen hechting en losmaking van domineeszoon Barnard op een lichtvoetige manier aangereikt.
Mijn gedichtenschrift is geen boek om van de eerste pagina tot het eind toe achter elkaar uit te lezen. Het is een bladerboek, waarbij je soms even ophoudt met lezen om verder te denken over een van de vele goed geformuleerde, originele gedachten van de enthousiaste poëzieliefhebber Barnard, die wat mij betreft ook zijn andere gedichtenschriften van de plank mag halen.