Donker maar verkwikkend
De Nederlandse poëzie verkeert in een spagaat. Er wordt veel geschreven, maar weinig gelezen. Misverstanden en griezelige gedachten over poëzie liggen daar volgens Ellen Deckwitz aan ten grondslag. Ze wil Nederland gedichten leren lezen.
Op de kaft van het boek tref je de eerste poëzie al aan. Wie Olijven moet je leren lezen ziet, zal misschien eerst zijn wenkbrauwen fronsen. Als je begrijpt dat Deckwitz met die titel wil aangeven dat je gedichten moet leren lezen zoals je ooit olijven moest leren eten, heb je meteen de manier van denken te pakken die je bij deze stoomcursus poëzie nodig hebt.
Dichten en laten dichten
De steen vreest mij is de poëziebundel waarmee Deckwitz in 2011 debuteerde. Het leverde haar meteen de C. Buddingh’-prijs op. Daarvoor had ze al de Meander Dichtprijs en het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam gewonnen. Met Hoi Feest uit 2012 en De blanke gave uit 2015 timmerde ze verder aan de weg als dichter.
Deckwitz heeft eerder ook al geschreven over de dichtkunst in zijn algemeenheid. In Hoe word je een geweldige dichter helpt ze beginnelingen op weg in de wereld van de poëzieproductie. Later volgde een artikelenreeks voor de nrc.next. Het werd een “Eerste Hulp Bij Poëzie”, waarbij het benaderen en begrijpen van gedichten centraal stond. Die stukken zijn gebundeld en hier en daar aangevuld, met dit boek als resultaat.
Vragen en antwoorden
Het boek kent drieëntwintig hoofdstukken, waarvan de titels bijna allemaal met een vraagteken eindigen. Aan de hand van de vragen over poëzie waarmee Deckwitz altijd wordt geconfronteerd, probeert ze beginnende lezers wegwijs te maken in de wereld van gedichten. Enkele voorbeelden: waarom zeg je niet gewoon wat je bedoelt? Is vertaalde poëzie de moeite waard? Hoe ontstaat een gedicht? En wat is het nut van poëzie?
Fijn is dat Deckwitz niet alleen maar in abstracte zin over poëzie schrijft, maar ook minimaal één gedicht aan een hoofdstuk verbindt. Deckwitz gebruikt tal van recente Nederlandse gedichten daarvoor, maar laat ook vertaalde en veel oudere gedichten aan bod komen. Eveneens tot denken aanzettende illustraties van Jenna Arts voorzien de hoofdstukken van grafische ondersteuning. De combinatie van een gedicht, een illustratie en een hoofdstukthema werkt goed.
Aan hen die Olijven moet je leren lezen uit hebben en verlangen naar meer gedichten of andere boeken waarin over gedichten wordt geschreven, is ook gedacht. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een kader waarin relevante dichtbundels en publicaties worden aanbevolen. Deckwitz presenteert een behoorlijk compleet overzicht van de Nederlandse poëzie en geeft nieuwe liefhebbers tal van mogelijkheden om zich helemaal in de wereld van gedichten onder te dompelen.
Jonger dan Komrij
Wie puur naar de informatie in het boek kijkt, komt tot de conclusie dat veel van de beschreven zaken al eens elders zijn benoemd. Dat is echter geen groot probleem: de kracht van het boek zit in de benadering van de beschreven onderwerpen. Deckwitz schrijft hier voor een overwegend jong publiek en probeert poëzie voor hen inzichtelijk te maken.
Als het op poëziebesprekingen aankomt, zijn die van Gerrit Komrij waarschijnlijk het meest geprezen. Maar Komrij heeft nooit de zin ‘Heej ik haal even een tosti met salami yolo’ qua mythische potentie vergeleken met de regels ‘IJsland / een uitgestrekt doodsbed / mijn naam geborduurd / op een bevroren sloop’. Deckwitz doet dat wel.
De passie voor gedichten, de pakkende manier van schrijven en de frisse benadering van het onderwerp maken dit boek relevant. Dichtend Nederland mag blij zijn met Deckwitz. Net als haar gedichten is Olijven moet je leren lezen toegankelijk, maar niet kinderlijk eenvoudig. Poëzie wordt begrijpelijker gemaakt, maar ook niet te begrijpelijk. Want poëzie zonder een sprankje mystiek, is geen poëzie meer. Of zoals Deckwitz zelf schrijft: “je bezighouden met poëzie is soms een duik in donker maar verkwikkend water”.