Theater

De schoonheid van het kleine

recensie: Toneelgroep Oostpool i.s.m. Het Nationale Theater - Cinema

Op het eerste ogenblik lijkt Cinema een ode aan de oude filmhuizen. Dat klopt, maar het is zoveel meer. Soms wordt het zelfs te veel. Er wordt zoveel informatie gegeven, dat het stuk hier en daar aan spanning verliest.

In het moderne tijdperk van de IPhone is iedereen zijn eigen schrijver, redacteur én uitgever. Op Twitter mag je schrijven wat je wil, zolang het maar behapbaar en smeuïg is. Op Facebook mag je jouw verhalen construeren en delen, maar houd het kort en benadruk vooral de hoogte- én dieptepunten. Wil je likes? Zorg er dan voor dat je het publiek niet verveelt met middelmatigheid en alledaagsheid: ga voor sensatie!

Aan deze digitale oppervlakkigheid had Annie Baker met haar Pulitzer Prize-winnende stuk The Flick uit 2014, dat door actrice en vertaler Ariane Schluter als Cinema is vertaald, geen boodschap. Het stuk bevat geen sensationeel plot vol intriges, maar vertelt juist over het verval van het kleine, het kwetsbare, en de schoonheid en de tragiek die daarachter schuilgaan.

Marginale personages

Cinema gaat over drie medewerkers van een afgeleefd filmhuis dat, als laatste der Mohikanen, nog op een 35mm-projector draait.  Het plafond valt er in stukken naar beneden en de stoelen vertonen flinke gebruikerssporen. Stukje bij beetje geven de personages zichzelf bloot. Terwijl ze de troep van de bezoekers opruimen, houden ze onderling filmquizzen, uiten hun frustraties over hun baas en kletsen over van alles en nog wat. Achter die smalltalk gaat echter een boel pijn schuil.

De ‘oude rot’ is de 35-jarige Sam (Mark Kraan), die nog steeds single is en thuis woont. Hij wordt bijgestaan door nieuweling Avery (Emmanuel Ohene Boafo), een beschouwende twintiger die (tijdelijk) met zijn studie is gestopt en een bolleboos is als het op filmkennis aankomt. Het derde personage is Roos (Eva Laurenssen), die weliswaar minder lang in het filmtheater werkt dan Sam, maar wel promotie heeft gekregen als operateur van de 35mm-projector.

In eerste instantie gaat het om de verlangens van de personages. Zo wil Sam vooral indruk maken op Roos, die weer een oogje op Avery heeft. Avery’s liefde gaat echter vooral naar films uit. Bovendien dreigt door de digitalisering de 35mm-projector, en dus Roos’ functie, te verdwijnen.

Kunst over kunst

Daarmee zijn de personages even marginaal en hopeloos als het filmhuis. Dit wordt door regisseur Jeroen de Man al vanaf het begin subtiel in beeld gebracht. Aan de ene kant klagen de personages over het verval van de bioscoop, maar tegelijkertijd houden ze dat verval zelf in stand door bijvoorbeeld popcorn naar elkaar te gooien. Om die popcorn vervolgens zelf weer op te ruimen. Buiten die filmzaal, hun biotoop, zijn zij niets.

Ook aan het einde wordt dit treffend neergezet. Het oude filmhuis is verkocht aan een grote keten. Weg met de projector, weg met de romantische filmmuziek en de individuele kledingstijl van het personeel. Vanaf nu draagt iedereen hetzelfde uniform. Dat die vernieuwingen weinig goeds brengen, blijkt al gauw wanneer de personages, vooral Sam en Roos, nog even wanhopig en doelloos lijken. Net als het meubilair overigens. De kapotte stoelen zijn afgedekt met de mededeling ‘defect’. Daarachter schuilt, net als bij de personages, een flinke beschadiging.

Dankzij Sarah Nixon en Juul Dekker wordt dit ook scenografisch treffend weergegeven. Niet alleen door het decor uit enkele rijen aftandse filmstoelen te laten bestaan, maar ook door tegelijkertijd op de stoelen, en dus de personages, filmfragmenten van bijvoorbeeld La grande bellezza en BlackkKlansman te projecteren. Heel treffend komt dit naar voren in een mislukte seksscène tussen Avery en Roos (overigens een van de meest artistieke en schrijnende scènes uit het stuk), terwijl er op hen romantische scènes uit La grande bellezza worden geprojecteerd. Zo komt de dramatiek van de film tegenover het pijnlijke drama van de werkelijkheid te staan. Zo’n scène is niet alleen esthetisch een hoogtepunt, maar geeft ook gelaagdheid aan het verhaal. Zo ontstijgt Cinema het narratief van de drie personages en gaat het stuk indirect over zichzelf als kunstvorm. Cinema over de kwetsbare, artistieke cinema.

Te veel zijpaden

Helaas worden er in het stuk heel wat zijpaden terloops ingeslagen, zonder dat het belang ervan duidelijk wordt. In de bovenstaande seksscène wordt Roos afgewezen, waarna er de drie minuten die erop volgen allerlei problemen uit de doeken worden gedaan (van zelfmoordpoging tot seksuele fantasieën), maar in het verhaal verder nauwelijks aandacht krijgen.

Gelukkig kunnen de acteurs met hun spel de aandacht grotendeels vasthouden. Zo combineert Mark Kraan humor en frustraties, zonder clownesk te worden. Ook Emmanuel Ohene Boafo overtuigt in zijn ontwikkeling van introverte goedzak naar de door zijn collega’s verraden cynicus. De spanning en toenadering tussen de mannen en Eva Laurenssen is vertederend. Laurenssen zet een impulsieve, instabiele Roos neer en toont daarmee zowel de kwetsbare als de manipulatieve kant van haar personage.

Ondanks dat Cinema hier en daar kabbelt door de terloopse zijpaden, biedt het stuk dus ook intrigerende personages. Dankzij de regie en scenografie bevat Cinema daarnaast scènes waarin de schoonheid en kwetsbaarheid van kunst an sich esthetisch wordt weergegeven.