Daar flapwiekt de eerste kievit
Negenhonderd pagina’s vogels, schoon aan de haak. Dat is de opbrengst van de gebundelde vogelstukken van Koos van Zomeren in Alle vogels. Zorgvuldig bijeengebracht uit verschillende media, door de jaren heen, en begeleid door de virtuoze penseeltekeningen van Erik van Ommen.
Het is een vreemde gewaarwording dat de lezers van het blad Nieuwe Revu eind jaren zeventig een uitgebreid artikel over vogels in de Waddenzee kregen voorgeschoteld. Andere tijden. Sensatiejournalistiek was nog een onbekend begrip en behoorde zeker niet tot de overlevingsstrategie die het op dit moment is. Toch zorgen de woorden van Koos van Zomeren voor een gevoel dat een zekere sensatie teweegbrengt: het deelgenoot worden van zijn ervaringen, ontmoetingen en ontdekkingen, die doorlopende opwinding die de vogelarij nu eenmaal kenmerkt. Sensationeel is in ieder geval deze lijvige bundel, waarin naast de bijzondere observaties van heel veel vogelsoorten ook de ontwikkeling van de schrijver te volgen is.
Gewicht van een pingpongbal
Op pad met Van Zomeren kom je op alle plekken waar iets met vogels van doen is. Of het nu een nachtelijke observatie in de Oostvaardersplassen is, het ringen van kemphanen in een Fries weiland, het bestuderen van trekroutes aan een Turkse kust of de zoektocht naar jonge lepelaars in Senegal. De wereld van de schrijvende vogelaar is onbegrensd als het om het volgen van zijn passie gaat. Een passie die uiteenvalt in twee delen: er is telkens weer de verwondering over de bijzondere confrontaties met vogels en tegelijkertijd de bezorgdheid over de kwetsbaarheid van de verschillende soorten. Een diepgevoelde liefde die in iedere regel van zijn tekst aanwezig is, bijvoorbeeld als hij plotseling met een jonge kemphaan in zijn handen staat:
Een warm gevóél in je handen, kloppend hartje, tere ribben, een floddertje stront. Alles bij elkaar het gewicht van een pingpongbal.
Die emotionele betrokkenheid wordt ook geuit in directe vorm, waarbij de liefde plaatsmaakt voor een puntige boosheid: ‘Grutto’s worden uitgeroeid. Hun jongen worden verpulverd als de boeren gaan maaien.’ Om in hetzelfde stukje de spot te drijven met de zuiverheid van de wetenschap: ‘De echte bioloog is het een gruwel voor dierenbeschermer te worden aangezien. Het is een wetenschap weet je, geen liefhebberij.’ Dat is de kracht die Koos van Zomeren telkens weer in woorden weet te vatten: de compassie met zijn vliegende onderwerpen vermengd met een realistische blik. Ook hier en daar een vleug romantiek en, als het nodig is, een bijtende ironie naar alles wat zijn vogelwereld in de weg staat.
Medegebruik van de aarde
In de verantwoording van Alle vogels bekent de auteur dat hij zijn bedenkingen had bij het bundelen van al zijn vogelwerk. Pas toen de medewerking van kunstenaar Erik van Ommen was toegezegd, werd hij onverdeeld enthousiast. Begrijpelijk, de penseeltekeningen van Van Ommen zijn een geweldige aanvulling op de stukken van Van Zomeren. De in zwarte aquarelverf gemaakte ‘schetsen’ worden live geschilderd, in de wegberm tussen de andere – fotograferende – vogelaars. In deze techniek is een oog-handcoördinatie belangrijk: wat het oog door de kijker waarneemt, wordt direct met de kwast op papier gezet. Iets weghalen kan niet meer en corrigeren is nauwelijks mogelijk. Dat levert beelden op die op uitzonderlijke wijze de vogelwereld representeren: luchtig, vluchtig en fladderend. Een impressie die zowel beweeglijkheid als uiterste precisie laat zien, helemaal in lijn met de geschreven indrukken van Van Zomeren.
‘Waar zouden we het recht vandaan halen om deze dieren het medegebruik van de aarde onmogelijk te maken?’ Een regel uit een artikel, als motto van Alle vogels op de eerste pagina geplaatst. Met zijn bevlogen pen heeft Koos van Zomeren jarenlang een statement gemaakt, door ons te laten meekijken naar zijn vogelontmoetingen en zo het ‘medegebruik’ te waarborgen. Deze kloeke en zeer leesbare bundeling van tekst en beeld kan in het rijtje traditionele vogelgidsen geplaatst worden als de enige echte ‘Van Zomeren’.