Chaotisch politiek-ironisch relaas
Volgens eigen zeggen is Xavier Roelens na het schrijven van Stormen, olielekken, motetten vegetariër geworden. Zijn bundel bevat op het eerste gezicht een berg aan redenen om je leven milieubewuster in te vullen. Die berg stort hij genadeloos over de lezer uit. Of zijn missie slaagt? Deels.
Het eerste deel van de bundel, ‘stormen’, is nog niet echt stormachtig te noemen. Het bevat een vrij neutrale beschrijving van de zee, de dieren die daarin leven, de vervuiling die optreedt. Het is vooral het deel ‘olielekken’ in deze in drie delen uiteenvallende bundel waar de storm zich laat gelden. Pas daar komt de echte stroom misstanden op gang. In het deel ‘motetten’ wordt besloten met een duidelijke boodschap: we bezitten samen ‘een natuur die niet voor zichzelf kan opkomen’. Daar ligt een schone taak te wachten.
Chaotische, postmoderne taal
De noodzaak van die taak wordt nog eens onderstreept door de wijze waarop Roelens zijn poëzie schrijft en vormgeeft. Zijn stijl lijkt gehaast, alsof hij bang is niet alles in de beschikbare tijd te kunnen vertellen, of vreest dat de lezer vroegtijdig afhaakt. De zinnen zijn lang. Punten om op adem te komen zijn schaars. Pagina’s zijn soms van boven tot beneden helemaal gevuld. Het relaas gaat maar door, wat de bundel onprettig maakt om te lezen. Ook ontbreken verbanden tussen zinnen en woorden. Af en toe lijkt het een postmodern zooitje. Scrooge, Von Trapp, de smurfen, Mozart en Jezus komen elkaar bijvoorbeeld tegen in één zin.
Eén gedicht in de bundel onttrekt zich aan deze chaos van betekenissen. Het onderwerp van het gedicht is ‘het’. De het-figuur lijkt doelloos rond te lopen. Met gemak is in deze figuur de mens als soort te herkennen. Gaat deze figuur gehoor geven aan Roelens’ missie?
Het legt neer op het tafelt.
Het draait naar het draait, het tuit op het tuit,
Het opent op het opent het cirkelt rond het cirkelt rond het cirkelt rond het cirkelt,
Het duikt onder het kreukt, het lost het roodt, het verschuift naar links het denkt,
Het tuit op het tuit, het tuit op het bonst, het tuit op het denkt, het lebbert.
Missie geslaagd?
Word je nu van deze bundel echt vegetariër? De missie zou kunnen slagen door de opsomming van misstanden in het waterrijk, waar dieren en planten zich ophouden: een flamingo met industrieel afvalwater in zijn maag, verschillende vissoorten die doodgaan bij de tonijnvangst, allerlei bedreigde dieren die als delicatesse gelden en hoe die delicatesse vervolgens op tafel komt. De dood van de dieren en de gruwelen die eraan voorafgaan voeren de boventoon.
Klinkt overtuigend, ware het niet dat er aanleiding is voor een meer cynische opvatting. Maakt het Roelens allemaal echt zo veel uit wat er met onze aarde gebeurt? Er spreekt toch enige ironie uit sommige passages. Zijn de oplossingen die mensen bedenken echt zo geweldig? Een keurmerk voor een bos lijkt in ieder geval niet op Roelens’ goedkeuring te hoeven rekenen.
In FSC-gecertificeerde bossen slaat hij de vleugels uit, over smalle strookjes blauwglinsterend glas verschiet een libel, vliegt een leger kraaien langs vergeelde rivieren en afgeschilferde kruisen(…)
Met de mens en alles wat die bedenkt lijkt Roelens niet veel op te hebben. ‘We zijn allemaal toeristen bij welzijn.’ Dat klinkt als: we doen waar we zin in hebben, zolang dat mogelijk is. Roelens lijkt de mens geen beter bestaan te gunnen. Het klinkt eerder alsof de wereld beter af zou zijn zonder de mens. Deze bundel lijkt te pleiten voor iets wat hij zijn lezer niet gunt: een betere wereld, met een schoner milieu.