Boeken / Fictie

Alledaags bedrieglijk

recensie: Willem Thies - Na de vlakte

.

Het onvoorspelbare taalgebruik waarmee Thies de indrukken uit de buitenwereld laat binnen komen is toegankelijk. Met enkele zinnen weet hij eenvoudig ogende beelden op te roepen, vergelijkbaar met bijvoorbeeld Robert Gray. Veelal zijn die beelden alledaagse taferelen, zoals in het gedicht ‘Handelingen’. Terwijl een moeder de groeven van de stoeptegels schoonmaakt met een aardappelschilmesje en kookwater over een mierennest gooit, en terwijl een vader in de badkamer uit de damp opdoemt in de spiegel, ziet hun zoon ‘in het gazon/ een groen leger lanspunten/ optrekkend tegen de wind’.

Alledaags en bedrieglijk eenvoudig, want er zit veel beweging in, zoals vaker voorkomt in Thies’ gedichten. Ook het perspectief is interessant. Graspunten kunnen immers niet optrekken en al helemaal niet tegen de wind in: ze veren na elke windvlaag terug. Thies weet in dit gedicht bijzonder goed in de belevingswereld van de jongen te kruipen.

Soms is het thema van een gedicht minder afgebakend dan in ‘Handelingen’. Bijvoorbeeld in ‘Een schaduw van twijfel’:

Een zonnebril scheidde
onze blikken. Een wolkje

bloed kringelde je wangen
rood toen ik tegenspraak

vermoedde. Schrijf je spijt
maar in je dagboek.

Dit gedicht werkt als een onverwachte mokerslag: terwijl je oren nog suizen, probeer je het ‘wie, wat, waar en waarom’ te reconstrueren. Meer dan een vaag vermoeden krijg je niet en tegelijk weet je precies wat gaande is. ‘Een schaduw van twijfel’ is zonder meer een van de sterkste gedichten uit de bundel. Mooi hoe het bloed kringelt, hoe de zonnebril de blikken scheidt. Hoe het lichte aspect van ‘wolkje’ scherp afsteekt tegen de beladen associaties die ‘bloed’ oproept, een onderscheid dat nog eens extra wordt aangezet door de eerste witregel.

Rafelige randjes

De bundel heeft echter enkele rafelige randjes. Waar de meeste gedichten scherp omlijnde beelden op je netvlies projecteren, wordt in de minder overtuigende soms een gedoubleerd beeld opgeroepen. Zo zie je in de eerste terzet van het gedicht ‘Fremdkörper’ bijvoorbeeld dit:

een hond achtervolgt een tractor
luid blaffend, oren plat in de nek,
over de volle lengte van een akker

In deze drie regels wordt te veel gezegd: als een hond luid blaffend, met zijn oren plat in zijn nek, ergens achteraan gaat, is hij aan het achtervolgen. Het door de beweging van de hond opgeroepen beeld is al uitgelegd voor het getoond wordt.

Ook ontkomen niet alle gedichten aan gemeenplaatsen. Het duidelijkste voorbeeld is het titelloze gedicht op bladzijde 41. Hoewel het sterk begint: ‘Ik eet een mandarijn uit je hand/ Steel water uit je mond/ Kus je waar ik je navel vermoed’, eindigt het gedicht op een ongemakkelijke manier: ‘Ik wil je helemaal/ Met huid en haar/ Houd niets achter’. Je kunt betogen dat het oprecht is en gewaagd – wat het ongetwijfeld is – maar er blijft sprake van een cliché.

Ondanks dat Na de vlakte een paar van deze rafelige randjes heeft, overtuigt het overgrote deel van de gedichten door met weinig zinnen veel gevoel en (bewegend) beeld op te roepen. Dat is bewonderenswaardig en het geeft Willem Thies een bijzondere plaats in het Nederlandstalige literaire veld.