Boeken / Fictie

Een van de kinderen

recensie: Wilhelm Genazino (vert. Gerrit Bussink) - Geluk als het geluk ver te zoeken is

Voor veel filosofie- en letterenstudenten het grote angstbeeld: netjes afgestudeerd, om dan toch te verzanden in een geesteloos baantje. Dit is al werkelijkheid voor Gerhard Warlich, de hoofdpersoon van Wilhelm Genazino’s voortreffelijke Geluk als het geluk ver te zoeken is.

De 41-jarige Warlich, doctor in de filosofie, heeft zich binnen de wasserij opgewerkt van wasbezorger tot manager. Het is een veilig maar lullig baantje, zo dient hij medewerkers te bespioneren om te zien of zij geen ‘ongeoorloofde pauzes’ nemen. Met dit bestaan tracht Warlich zich te verzoenen, maar op steeds talrijkere momenten wordt hij overvallen door het gevoel van de leegte, van een ‘metafysische verbijstering’. Dit neemt toe nadat zijn vriendin Traudel heeft aangekondigd een kind te willen.

Een levensleugen
In een recent interview (NRC, 9 juni 2011) zei Alain de Botton over de menselijke conditie: ‘We zijn als kinderen, we proberen maar wat.’ Wat Genazino met zijn hoofdpersoon beschrijft, is precies zo’n eenentwintigste-eeuws, hulpe- en richtingloos naar betekenis zoekend kind. Warlich heeft zich lang op de been gehouden met een eigen levensleugen, zijn stiekem gekoesterde geloof in zijn eigen superioriteit en een komende navenante beloning:

Van kindsbeen af, zei ik, lijd ik aan de dwangvoorstelling verschoond te zijn door mijn kennis, en mijn ongeluk blijkt juist uit het feit dat ik ook dat nog meen te weten. (…) Ik ben tientallen jaren voorbereid geweest op een beter leven (…) maar dat is nooit aangebroken.

De lezer wordt opgezogen in het verhaal en gaat onvermijdelijk sympathiseren met de hoofdpersoon. Dit gaat des te beter omdat het boek, zoals ook al uit de titel blijkt, geen gitzwarte strekking heeft. Het herbergt treffende en glimlachoproepende passages. Zo laat Warlich, tot ergernis van zijn vriendin Traudel, een broek eindeloos buiten op het balkon hangen, puur om de uitwerking van de natuurkracht daarop te kunnen aanschouwen.

Of neem het moment waarop Warlich dreigt weg te zakken in zijn destructieve stemming, maar door het aanschouwen en uitvoeren van een simpele evolutionaire waarheid weer opkrabbelt: ‘De jongen geeft me met een paar blikken een bevel: Koop ook iets te eten en zet je lichaam weer in elkaar.’ (Waarop Warlich dus maar een sesambroodje gaat kopen).

School voor Kalmering


Warlich speelt met het idee een ‘School voor Kalmering’ op te richten. Daarin wil hij lezingen gaan geven, ‘over geluk in een tijd dat het geluk ver te zoeken is’. Analoog aan de wijze waarop hij zelf dit geluk zoekt, namelijk ‘in het heimelijke’. Zoals zijn blik het etende jongetje vond: ‘Dat houdt in dat ik snel en lenig en behoeftig om me heen kijk tot ik ergens iets zie waaraan mijn behoefte zich kan vastklampen.’

Geluk als het geluk ver te zoeken is is een verhaal over de alledaagsheid. Of beter, want zo ervaart Warlich dat, een verhaal over de dagelijkse – al te menselijke – banaliteit. Maar in dat verhaal heeft Genazino talloze poëtische en al te ware zinnen vervlecht, die de mogelijk verstikkende werking van de alledaagsheid tegengaan. Wanneer de schrik de lezer om het hart slaat – ‘ik zal toch ook niet in zo’n leven verzanden’ –, gaat van deze zinnen een louterende, ja kalmerende werking uit. En wat overblijft is de hoop ‘dat het ook mogelijk is terug te schrikken voor de wurggrepen van de omstandigheden, voor het wijken voor de zelfvertroebeling van de wereld’.