Een labyrint van herinneringen
.
Wanda Reisel groeide op in Amsterdam. Het oude en statige huis waar ze dat deed, idyllisch gelegen aan het Vondelpark, staat er nog steeds en vormt de rode draad in het boek. Reisel neemt de lezer als een gids mee op ontdekkingstocht door het huis en daarmee door haar jeugd. Want het huis is een wereld op zichzelf; elke kamer, elk gangetje en elk hoekje, herbergt een herinnering. Hoofdstuk na hoofdstuk brengt ze het huis met haar verhalen langzaam weer tot leven.
Fundament
In de zitkamer draaien we vaak de familiefilmpjes uit Curaçao op de Bell& Howell 8 mm-projector. Ik hou van die filmpjes, van die verdwenen wereld. De lage zoem van de projector die je hypnotiseert en naar een andere dimensie brengt.
Als klein kind speelt het grootste gedeelte van het leven van Reisel zich af in het huis. Het huis aan de Van Eeghenstraat is er, met zijn zestien kamers, dan ook voor gemaakt om in rond te dolen. Later ontdekt ze dat er buiten de muren van het grote huis een nog grotere wereld te vinden is. Maar in het huis zijn volgens Reisels eigen zeggen de fundamenten gelegd voor haar toekomstige schrijverschap.
Een proeve van dat schrijverschap vinden we terug in de verhalen, die in het boek de jeugdherinneringen van de schrijfster afwisselen. Ook in deze verhalen speelt vaak een huis of de woonomgeving een belangrijke rol. Op haar best is Reisel waarin ze het kleine als uitgangspunt neemt. Hierin schittert ze en weet ze de lezer te raken. Reisel weet de belevingswereld van een kind perfect te beschrijven. Dat doet ze van een afstandje; ze kruipt niet echt in de huid van het kind dat ze beschrijft. Daarvoor is haar schrijfstijl te doordacht. Wanneer Reisel het gewone en alledaagse loslaat, vervallen haar verhalen echter in een grimmige absurditeit waarmee ze de gemiddelde lezer waarschijnlijk weinig plezier doet.
Weemoed
Reisel neemt de lezer niet alleen mee terug naar haar eigen jeugd, maar brengt, als het madeleinekoekje van Proust, ook de jeugdherinneringen van de lezer weer tot leven. Hoewel de meesten van ons niet zijn opgegroeid in een zo mooi en spannend huis, is veel van wat ze vertelt herkenbaar voor de lezer.
Ook laat ze zien hoeveel invloed de opvoeding zelfs op latere leeftijd nog op iemand heeft. Wanneer ze tegen de dertig loopt, besluit ze op een dag dat ze gaatjes in haar oren wil terwijl haar vader jaren geleden dit ten strengste had verboden.
Toen mijn vader allang onder de zoden lag, jeukte het verlangen op een dag zo hevig dat ik besloot toch gaatjes te nemen. Maar de geheven vinger van mijn vader en de schrik voor de vergiftigingen en groen etterende oorwonden zat er bij mij diep in.
Uiteindelijk, tegen alle vermaningen van haar vader in, waagt ze het erop. ‘Het was geschied. Ik had aan zelfverminking gedaan.’
Hoewel het boek in eerste instantie leest als een boek vol fijne herinneringen, is dat het niet. Het mist de vrolijkheid die juist ook zo kindeigen is: de weemoedigheid overheerst. Reisels dromerige en soms filosofische vertellingen doen terugverlangen naar vroeger, naar toen de wereld nog een plek vol magie en verwondering was.