Boeken / Poezie

Verslag van een veranderende wereld

recensie: Piet Gerbrandy - Steencirkels

Voordat 2016 de titel overnam, was 2015 het warmste jaar ooit gemeten. Daarvoor 2014. Klimaatverandering schept een nieuwe wereld, maar wat voor een? Op die vraag zoekt Piet Gerbrandy in zijn nieuwe dichtbundel Steencirkels een antwoord.

Piet Gerbrandy’s nieuwe bundel kan net zo goed epische prozapoëzie genoemd worden: aan genreafbakeningen lijkt de auteur niet zo gebonden. Het is in ieder geval een poëzieboek waarin verschillende verhalen verteld worden. Zo bevat Steencirkels, om maar wat te noemen, een scheppingsverhaal, het dolen van een man genaamd O en allerhande erotische escapades. En cirkels, natuurlijk, of circulaire bewegingen – die zitten al in die ‘O’ vervat. Veelzijdig, en daarnaast ook veelstemmig: niet alleen loopt dat scheppingsverhaal parallel aan de reis van O, tijdens die reis komen allerlei verschillende personages aan het woord.

Piet Gerbrandy (1958), naast dichter ook classicus en criticus bij De Groene Amsterdammer, laat in Steencirkels zien wat hij kan. Registers en thema’s lopen door elkaar heen in deze bundel. Gerbrandy plaatst thema’s als liefde en de plaats van de mens in de wereld tegenover, of soms juist naast elkaar, laat ze met elkaar in gesprek gaan of juist botsen.  Hij laat zich zo zien als een uiterst moderne dichter, die toch altijd gegrond staat in de literatuurgeschiedenis: zich bewust van genres kan hij de grenzen opzoeken en verleggen.

De schepping van de aarde

Naast die rijkdom staat wat menigeen zou aanduiden als engagement: in Steencirkels doet Gerbrandy verslag vanuit en over een veranderende wereld. Aan de ene kant is daar de schepping van de aarde: ‘Het geldt als beleefd eerst goden de woorden te laten,’ begint het. In de rest van het verhaal is er van alles in beweging: dingen veranderen van vorm, ontstaan, beginnen (‘Men zegt dat het begon met vliezen en strengen van steeds wisselende / binding en gedaante’), of houden juist op (‘Poolkappen trokken op. De zee viel droog’).

Ook de wereld van O verandert. Al het eerste gedicht is gevuld met beelden van een opwarmend klimaat: ‘een bed in de smeltende toendra’, en later is er sprake van een ‘grijze rivier zonder vis’. De hele bundel door blijft O – en daardoor de lezer – herinnerd worden aan de steeds fragieler lijkende relatie tussen mens en natuur. Wat ooit zo onschuldig leek – olie oppompen, bijvoorbeeld – keert wraakzuchtig terug: waar de mens eerst gebruik maakte van de natuur, slaat de wereld nu terug, bijvoorbeeld door klimaatverandering. Daarmee is deze bundel bij mijn weten een van de eerste pogingen een langzaam proces als klimaatverandering in de literatuur te vangen.

Zoektocht

In Steencirkels zoekt Gerbrandy naar manieren om verhalen te vertellen in en over een wereld die steeds kwetsbaarder blijkt te zijn, waardoor onze eigen plek daarin ook niet meer zeker is. Bij Gerbrandy gaat die zoektocht over een zekere spiritualiteit en mystiek. Goden worden aangesproken, en lijken af en toe als Grieks koor terug te spreken. Gerbrandy’s wereld is bezield, de mens is maar een klein onderdeel:

‘De lucht is van de wolken en de meeuwen.
Wij blijven aan de grond en halen adem.
De zee behoort aan vissen toe en wieren.
Wij koelen af in water dat ons wiegt.
Het vuur is van de stammen en de vlammen.
Wij warmen ons aan lijven die ontbinden.
Het land is van de aarde. Niet van ons.’

Als laatste lof voor het designfoefje op het voorplat: de pastelkleurige cirkels lijken te bewegen wanneer je de bundel dichter bij of verder van je brengt. Dat, en de zwarte punten op het voorplat en de grillige, cirkelende titelweergave, is een mooie metafoor voor deze ingenieuze bundel: bij herhaalde lezing verandert Gerbrandy’s poëzie telkens van vorm, inhoud en betekenis. Dat maakt dat Steencirkels misschien niet tot de meest toegankelijke poëzie behoort, maar wel tot de meest rijke die dit jaar zal verschijnen.