Poëzie van een raadselachtige revolutionair
“Eén keer met het onstuimige hart aan de taal wrikken (…) en dan weggaan, niet terugblikken, koopman worden”; zo vatte Rainer Maria Rilke het leven van de Franse dichter Rimbaud samen. Arthur Rimbaud (1854-1891) schreef tussen zijn zestiende en zijn éénentwintigste een onorthodox oeuvre bij elkaar, om vervolgens de poëzie en Frankrijk vaarwel te zeggen.
In 2006 verschenen er twee omvangrijke vertalingen van Rimbauds werk, door twee van onze beste vertalers, die zich beiden al tientallen jaren op bewonderenswaardige wijze met zijn werk bezighouden. Paul Claes vertaalde het gehele oeuvre (Gedichten; Een seizoen in de hel; Illuminations) en van de hand van Hans van Pinxteren verscheen Ik is een ander, waarin het leeuwendeel van de prozagedichten is opgenomen. Beiden hebben hun bestaande vertalingen herzien en in een tweetalige band bijeengebracht en uitgebreid met gedegen commentaar dat de lezer vertrouwd maakt met Rimbauds leven, werk en poëzieopvatting. Bij Claes zijn deze uitgebreider en staan ze steeds voorafgaand aan de afzonderlijke bundels, zodat de ontwikkeling van Rimbauds werk en dichtopvatting goed zichtbaar wordt.Van Pinxterens commentaar is minder uitgebreid, maar hij gaat daarnaast dieper in op zijn onorthodoxe vertaalaanpak. In zeven jaar tijd heeft hij de Illuminations acht à tien keer opnieuw vertaald, zonder terug te kijken naar zijn eerdere vertalingen. Daaruit werd de uiteindelijke versie geboren – die voor deze uitgave weer is bijgesteld. Bovendien legt hij uit waarom een ‘brokkelige’ vertaalstijl naar zijn idee past bij Rimbauds werk.
Onbekend in Nederland
Een jonge Rimbaud |
Deze plotse overdaad aan Rimbaud in het Nederlands zegt meer over het belang van een van Frankrijks grootste dichters dan over zijn bekendheid of populariteit in Nederland, die uiterst gering is. Slechts een handjevol mensen is echt goed thuis in het werk. De hoeveelheid mensen die een of meer gedichten kent zal iets groter zijn. Rimbaud is in Nederland vooral een naam, misschien wel vooral in combinatie met Verlaine, met wie hij een stormachtige relatie heeft gehad die tot een schietincident leidde waarbij Rimbaud in zijn hand gewond raakte.
Rimbaud liep op zijn zestiende weg uit Charleville, een provinciestad in de Franse Ardennen, waar hij met zijn moeder en broers en zussen woonde. Hij belandde in Parijs, waar hij Paul Verlaine ontmoette, met wie hij een onstuimige knipperlichtrelatie zou krijgen. Enkele keren verliet Rimbaud hem en keerde Verlaine terug naar zijn vrouw en kind. Via Verlaine kwam Rimbaud in aanraking met de Parnassiens, dichters die op dat moment de poëzie domineerden met hun formalistische l’art-pour-l’art-poëzie. Hij werd algauw door hen verguisd vanwege zijn non-conformisme, en Rimbaud had op zijn beurt een grote minachting voor hun verkalkte poëzieopvatting.
Toch is Rimbauds eerste bundel, Poésies (Gedichten, 1871), qua vorm nog vrij traditioneel, in meerderheid bestaande uit sonnetten. Wel geeft zijn werk blijk van een zekere baldadigheid (die ook wel bij zijn leeftijd past – hij was zestien toen hij deze bundel schreef) door het gebruik van niet al te verheven woorden als ‘pisser’ en ‘cul’ (kont), alsook andere woorden die normaal niet direct met poëzie worden geassocieerd (‘bureaux’, ‘pioupiou’), en ongewone, wetenschappelijk aandoende woorden als ‘amygdales’ en ‘hydrolat lacrymal’. Rimbaud zet zich dus vanaf het vroegste begin af tegen de conventionele burgerlijkheid, wat in zekere zin de kiem van zijn hele poëzie is. Deze uit zich in dit stadium onder andere in de verheerlijking van de schoonheid van het lelijke. Zo schreef hij een meedogenloos onflatteus sonnet over een vrouw die uit een badkuip oprijst (“een vrouwenkop vol kale plekken”), die eindigt met de steenpuist op de anus. In Gedichtenstaan sonnetten over billen (“Hun billen zijn de onze niet”) tussen aangrijpende, wonderschone, meer impressionistische gedichten als De slaper in het dal.
Het poëtische experiment wordt voor Rimbaud een manier om te ontsnappen aan de alledaagse werkelijkheid. Hij zoekt naar geestverruiming door extreme ervaringen in liefde, lijden, drank en drugs. In brieven, die later bekend zouden worden onder de naam Lettres du voyant (Zienersbrieven) zet Rimbaud zijn poëzieopvatting uiteen. Geïnspireerd door Baudelaire, die zijn Fleurs du mal eindigde met de zin: “… pour trouver du nouveau!”, ontwikkelt hij de opvatting dat de dichter het ‘onbekende’ moet zoeken. Achter de banale wereld van alledag gaat een andere, nog onbekende wereld schuil, en de poëzie is dé manier om deze te leren kennen. De dichter moet een ziener worden, door een bewuste ontregeling van alle zintuigen.
Nieuwe taal
Rimbaud in 1872 |
Om de mensheid het ‘ongekende’, zoals Van Pinxteren het noemt, te kunnen aanreiken, moet hij een nieuwe taal uitvinden. Lyriek is voor Rimbaud niet zozeer het uitdrukken van persoonlijke emoties, maar veeleer het verkennen van onbekende ervaringen. “Je est un autre”, zo schrijft hij in een van deze brieven; “ik is een ander”. Deze verkenning van het onbekende vergt een nieuwe taal, die Rimbaud vindt in het prozagedicht, die voortaan zijn versvorm zal zijn. Rimbauds prozagedichten zijn compact, fantasievol en dynamisch, ze staan volledig los van de traditie. Rimbauds tweede bundel, Een seizoen in de hel (Une saison en enfer, uit 1873), kenmerkt zich, aldus Paul Claes, door een revolutionaire esthetica met zijn onstuimige typografie, perspectiefveranderingen en abrupte overgangen. De tekst is voortdurend in beweging, is nergens vast te pinnen. Dat levert zinnen op als: “Ik ga dood van verveling. Dit is mijn graf, ik ga naar het pierenland, gruwelijke gruwel! Satan, grapjas, je voert me in het verderf met je bekoringen. Ik roep. Ik roep! om een prik van de vork, een slok vuur.”
Ook Rimbauds derde en laatste bundel, Illuminations (overigens geen Frans, maar een Engels woord) staat vol fantasierijke prozagedichten. Ze zijn impressionistischer, met meer natuurbeelden en droomachtige, symbolistische, haast surrealistische gedichten, zoals het volgende:
In het bos is er een vogel, als hij zingt sta je stil en bloost.
Er is een klok die niet slaat.
Er is een kuil met een nest vol witte dieren.
Er is een kathedraal die daalt en een meer dat stijgt.
Er is een wagentje dat in het struikgewas is achtergelaten of met linten versierd de weg af snelt.
Er is een groep verklede toneelspelertjes die je door de boszoom heen op de weg ziet lopen.
Er is ten slotte, als je honger en dorst hebt, iemand die je wegjaagt.
Met Illumiminations zegt Rimbaud de literatuur voorgoed vaarwel. Na zijn twintigste zal hij geen literaire letter meer schrijven. Hij werd korte tijd KNIL-soldaat, en later koopman en wapenhandelaar in Afrika. Uiteindelijk stierf de “man met de zolen van wind” op 37-jarige leeftijd, met één geamputeerd been. Hij gaat geografische grenzen over, naar een ander ‘onbekende’: de andere kant van de wereld.
Arthur Rimbaud: Ik is een ander, Zienersbrieven, Een seizoen in de hel en Illuminations • Vertaling: Hans van Pinxteren • Uitgever: L.J. Veen • Prijs: € 24.90 (Hardcover) • 256 bladzijden • 9789020405712
Arthur Rimbaud: Gedichten, Een seizoen in de hel, Illuminations • Vertaling: Paul Claes • Uitgever: Athenaeum – Polak & van Gennep • Prijs: € 17.50 (Paperback) • 368 bladzijden • 9789025346898
Een aparte beschouwing over de verschillen tussen de twee vertalingen verschijnt over enkele weken op deze site, als onderdeel van een nieuwe special over literaire vertalingen.