Hoe moeten wij ons de geschiedenis herinneren?
Ruim dertig jaar na dato hangt het spook van de burgeroorlog nog steeds over Argentinië. De effecten van deze strijd op de kinderen van de deelnemers worden prachtig duidelijk in Patricio Prons De ziel van mijn vader klimt omhoog in de regen.
Vernieuwing in de literatuur komt vaak uit achtergestelde gebieden, schrijft Oek de Jong in zijn essay Wat alleen de roman kan zeggen; kijk bijvoorbeeld naar ‘el Boom latinoamericano’ in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Ook in de afgelopen jaren zijn er veel beloftevolle jonge auteurs uit Argentinië, Mexico en andere landen vertaald. Zo scoorde uitgeverij Karaat met het werk van Alejandro Zambra en Valeria Luiselli en vertaalde Athenaeum al twee romans van Andrés Neuman. Nu brengt Meulenhoff, in het verleden hofleverancier van Nobelprijswinnaars, ons Patricio Prons De ziel van mijn vader klimt omhoog in de regen.
In een land met zo’n roerige geschiedenis als Argentinië wordt iedereen geraakt door trauma’s uit het verleden. Patricio Prons verteller kan niet ontkennen dat het verleden van zijn ouders ook zijn verleden is, al was hij in de jaren nog niet eens of pas net geboren. Wanneer zijn vader op sterven ligt, duikt hij diens geschiedenis is.
Welke plaats moet ik innemen?
Hij vindt een map in zijn vaders werkkamer met daarin vele knipsels over een verdwijning van een dorpsbewoner. ‘Kinderen zijn de politie van hun ouders,’ vindt de hoofdpersoon en vanuit die instelling duikt hij in deze zaak. Dit tweede deel van de roman is het zwakste deel van de roman: alle knipsels zijn bijna integraal in de tekst terechtgekomen, inclusief spelfouten en slechte grammatica. De betekenis van de vaders speurtocht en de reconstructie door zijn zoon ervan, blijft ook lang onduidelijk.
Alle lijnen die zijn uitgezet komen in het vierde en laatste deel van De ziel van mijn vader klimt omhoog in de regen samen. ‘De vraag hoe ik hun geschiedenis moest opschrijven,’ denkt Prons verteller,
stond gelijk aan de vraag hoe ik me die geschiedenis moest herinneren en hoe ik me hén moest herinneren, wat weer andere vragen opriep: hoe moest ik opschrijven wat hun is overkomen als ze dat zelf niet hebben gekund, hoe moet ik een collectieve ervaring op een individuele manier vertellen, hoe moet ik verslag doen van wat er met hen is gebeurd zonder de indruk te wekken dat ik hen hoofdpersoon wil maken van een geschiedenis die collectief is, welke plaats moet ik innemen in deze geschiedenis.
Zelden heeft iemand de problemen rondom een collectief trauma, de individuele ervaring en het verstrijken van de tijd zo krachtig opgeschreven. De laatste veertig pagina’s van de roman zijn rijkelijk gevuld met dit soort proza – prachtig vloeiend vertaald door Arieke Kroes.
Kracht van kunst
De verteller voelt zich niet thuis in Argentinië, maar ook niet in het Duitse Göttingen, waar hij acht jaar gewoond heeft, en waarvan hij zich niks meer kan herinneren. ‘Hoe hard ik ook mijn best had gedaan ervan af te komen,’ zegt hij, zijn herinneringen van vroeger zijn altijd blijven hangen, ergens, onbewust. Het dossier van zijn vader heeft zijn verwerkingsproces gestart. Hij is nu op weg naar zichzelf. Met deze sensitieve roman bewijst Patricio Pron waartoe hij in staat is en toont de kracht van kunst in het aangezicht van zelfs de diepst begraven geheimen.