Thoméses raadsel: de verstaanbaarheid van anticommunicatie
.
Zo sprak Karel van het Reve in 1978 in zijn Huizinga-lezing Het raadsel der onleesbaarheid de academie van de Universiteit van Leiden toe. Het was niets minder dan een frontale aanval op de literatuurwetenschap en het onbegrijpelijke jargon waar men zich in dat vakgebied van dacht te moeten verdienen. Van het Reve heeft zich een leven lang ingezet voor leesbaarheid van wetenschappelijke onderwerpen, het begrijpelijk en inzichtelijk maken van dat wat in eerste instantie weinig inzichtelijk en soms zelfs onbegrijpelijk lijkt. En dus niet andersom.
Nu, 33 jaar later, heeft Van het Reves lezing een opvolger, in elk geval als het gaat om de titel. Het raadsel der verstaanbaarheid heet dit exposé waarmee P.F. Thomése de Leidse intelligentsia heeft proberen uit te dagen.
Onverdacht
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: zo legendarisch als Van het Reves lezing zal die van Thomése vermoedelijk niet worden. In de eerste plaats omdat Van het Reve bijna letterlijk de degens kruiste met zijn toehoorders en in de tweede plaats omdat hij de eerste was die zich – in het hol van de leeuw nog wel – zo expliciet uitsprak tegen het jargon van de Academie.
Thoméses kritiek richt zich niet op de universitaire wereld, maar op het boekenvak. Daarmee is hij zeker niet de eerste en zal hij vermoedelijk ook de laatste niet zijn, maar het interessante aan zijn positie is wel dat de kritiek ditmaal van binnenuit komt, van een product van de huidige literaire wereld, van iemand die van de nood van de bestsellercultuur een financiële deugd heeft gemaakt. De wind waait dus uit onverdachte hoek, lijkt het.
Hoe ze ook mogen heten
Wat houdt die kritiek van Thomése precies in? In het kort: de kunst is zelfbevestigend geworden, heeft zijn kritische potentieel verloren. Literatuur moet verstaanbaar zijn, want verstaanbaarheid is in geld uit te drukken, en dat is noodzakelijk in een tijd waarin eigenlijk álles in geld wordt uitgedrukt. Aantallen zijn het onomstotelijke bewijs van kwaliteit. Eén miljoen lezers van Kluun can´t be wrong. Op die manier wordt het de schrijver onmogelijk gemaakt nog authentiek te zijn, sterker nog, het wordt hem ten strengste ontraden. Immers, ‘nieuw’ betekent in de reclamewereld van 2011 niet écht nieuw, maar meer van het vreselijke zelfde. ‘Nieuw’ is reclametaal, de taal die we tenslotte allemaal begrijpen. En daar gaat het om, dat we allemaal verstaan wat de bedoeling is. Aantallen, daar is het om te doen.
Zo komt Thomése ook tot de onvermijdelijke conclusie dat schrijvers vooral in staat moeten zijn de rol die hen wordt toegemeten zo geloofwaardig mogelijk te vertolken. Het is niet voor niets, zo schrijft hij, dat Japin, Nasr, Launspach ‘of hoe ze ook allemaal mogen heten’ succesvol zijn in de boekenbranche. Zij geven het publiek wat het wil: herkenbaarheid. Wat nou kritisch potentieel? Identificatie moeten we hebben!
De kern
Thomése doorspekt zijn betoog met talloze literatuur- en taaltheorieën van voornamelijk Franse letterkundigen en filosofen. Kort en sterk vereenvoudigd somt hij enkele kernideeën (‘kern’, ook al zo’n besmet woord, want in massacommunicatie direct gelinkt aan het superieur geachte emotie in plaats van aan de inferieure – want secundaire – ratio) van Blanchot, Derrida, Barthes en Theodor Adorno op. Hij doet het op z’n Van het Reves: duidelijk, zonder al te veel in poststructuralistische poespas te vervallen. Bovendien laat hij – ook geheel volgens de traditie – enkele oneliners noteren waar collega’s, uitgevers, critici en iedereen die het boekbedrijf maakt tot wat het nu is, nog eens rustig over na kunnen denken:
We willen allemaal hetzelfde, want we willen het pas wanneer iemand anders het ook wil. Meer betekent: meer van hetzelfde.
We zijn uit elkaar gevallen en zoeken op de markt naar stukjes van onszelf. Stukje bij beetje schaffen we onszelf aan.
Een marketingconcept is altijd een herhaling, zoals alles in het reclamevak een Wiederholung van dasselbe is.
Om ieder nieuw geproduceerd boek, pardon succesboek hangt daarom de geur van bedrog.
Tot zover het volk.
Wat moet je ermee?
Tot zover Thomése. Wat moet je ermee? Luisteren moet je, en door de uitweidingen heen zijn kernboodschap in de smiezen krijgen: onleesbaarheid mocht in 1978 misschien onwenselijk zijn, te veel verstaanbaarheid zou in 2011 wel eens de plotselinge nekslag voor de bloeiende literatuur kunnen betekenen.