Next stop: Perenijsje
Wie het met zijn boek schopt tot een recensie op Recensiekoning – de site die alles recenseert wat ten onrechte eerder nooit gerecenseerd werd (zoals het haar van Matthijs van Nieuwkerk) – heeft het ver gebracht. Dat pakken ze Owen Donkers en zijn tweede boek al niet meer af.
– heeft het ver gebracht. Dat pakken ze Owen Donkers en zijn tweede boek al niet meer af.
Het hoofdpersonage van Calippo Cola, de novelle van Donkers (1977), ben jij. Tenminste, er is een ‘jij’ en die ‘jij’ wordt aangesproken. De ‘jij’ in Calippo Cola (wát een goede titel is dat trouwens) is eigenlijk een ‘ik’, een alter ego van de ik-figuur. Goed gevonden. Laten we daarom voor het gemak spreken van Jij, als naam van een personage. De kans dat jij, lezer van deze recensie, tevens de ‘jij’ uit Calippo Cola bent, lijkt nihil. Jij zit nog op school. Zijn (of: jouw) vrije tijd gaat op aan bijklussen in de champignonkwekerij, honkbal en de liefde. Voor haar. Natuurlijk. Haar zullen we verder Zij noemen.
191 RBI
School is bijzaak in het leven van Jij. Zijn passie wordt verdeeld over het honkbalveld en het meisje van zijn dromen, met wie hij bij de honkbalclub dan weer goeie sier hoopt te maken. Zijn talent voor de liefde is groter dan zijn honkbalcapaciteiten. Jij is een van die duizenden, nee tienduizenden, nee honderdduizenden jongetjes die tot op veel te hoge leeftijd zichzelf een weergaloos sporttalent wanen. Jijs wens een grote honkballer te worden heeft weinig met de realiteit te maken. Hij is een redelijke speler, meer niet. En zoals dat vaak gaat met redelijke spelers, probeert hij zijn gebrek aan talent te compenseren met kennis van de geschiedenis van de sport, alsof hij zichzelf wil inpeperen in welke traditie hij nooit terecht zal komen. Langzamerhand neemt het realisme bij Jij de overhand en begrijpt hij dat de meeste van zijn honkbalsuccessen aan niets anders te danken zijn dan aan zijn doorzettingsvermogen.
Donkers beheerst de kunst van het weglaten. Hij schrijft geserreerd en laat zijn hoofdfiguur zich op bijzaken concentreren zodat dat waar het werkelijk om gaat – het liefdesverhaal waar op het omslag gewag van wordt gemaakt, en dat veel tragischer is dan de kreet ‘Mooiste liefdesverhaal van het jaar’ doet vermoeden – naar de achtergrond verdwijnt. Het lijkt wel alsof Jij zelf niet inziet dat het belangrijkste bezig is hem door de vingers te glippen. Liever houdt hij zich nog maar eens bezig met de geschiedenis van de honkbalsport.
Het record voor de meeste binnengeslagen punten in een seizoen staat op naam van Hack Wilson, die in 1930, voor de Cubs uit Chicago, 191 RBI liet aantekenen. Sinds de Tweede Wereldoorlog is geen enkele speler ooit nog boven de 170 uit gekomen. De all-timeranglijst wordt aangevoerd door Hank Aaron, die die koppositie vooral door zijn duurzaamheid wist te bereiken. Aaron kwam in één seizoen nooit verder dan 132 RBI, zijn persoonlijke piek uit 1957, maar speelde wel drieëntwintig jaar op het hoogste niveau.
Koeltjes, alsof hij een History of Baseball zit voor te lezen. Deze passages dragen bij aan de tragiek van Jij.
Soms. Wat. Staccato.
Ondanks de fraaie, omzichtige beschrijving van de teloorgang van iets moois, en de natuurlijke manier waarop Donkers drie verhaallijnen (champignons, liefde, honkbal) tot een harmonieus geheel weeft, kent Calippo Cola wel degelijk zijn tekortkomingen. Zo is er de lengte: de schrijver heeft zich wel erg beperkt door drie aspecten van het leven in een kleine honderd pagina’s (met opvallend veel wit tussen de regels) te willen proppen. Bovendien zijn de beschrijvingen van bijvoorbeeld de werkzaamheden in de champignonkwekerij nogal technisch. Vermoedelijk probeert Donkers hiermee duidelijk te maken hoezeer Jij in zijn eigen universum leeft, een heelal waarin andere mensen slechts schimmen zijn en feiten en technieken de concrete werkelijkheid. Toch stoort die licht autistische presentatie van Jij; niemand is immers in werkelijkheid zo alleen op de wereld als Jij in Calippo Cola.
Tweede punt is de stijl. Donkers schrijft korte zinnen. Heel korte zinnen. Zoals deze. Zonder veel komma’s. Staccato. Soms misschien wel een beetje té. Ook dat draagt bij aan de karaktertekening van Jij, het is duidelijk een strategische keuze van de auteur, maar het is voor de lezer soms wel wat erg kort en kaal. Je moet ervan houden.
In de zomer was het warm in de hal. Op die zolder zat je net onder het dak. En dan de zon door de ramen. Broeikas. Veel te heet. Maar ’s avonds was het lekker. Acht uur, half negen, als de zon was weggezakt. Als de broeikas begon af te koelen.
Met Calippo Cola heeft Donkers een kaal maar fraai verhaal over de liefde geschreven. Een volgende keer mag het ietsje meer zijn, meer van alles: woorden per zin, zinnen per pagina, pagina’s per boek. De collega’s van Recensiekoning hadden al een suggestie voor de titel: Perenijsje.