Boeken / Fictie

Een niet aflatende naïviteit

recensie: Nathalie Abi-Ezzi (vert. Nicolette Hoekmeijer) - Een meisje in het zand

Het is een literaire spagaat, in een roman voor volwassenen de wereld volledig vanuit het perspectief van een kind beschrijven. De Libanees-Britse schrijfster Nathalie Abi-Ezzi doet het in haar romandebuut Een meisje in het zand, over de achtjarige Ruba die leeft ten tijde van de Libanese burgeroorlog (1975-1990), met een getraumatiseerde vader en een gecompliceerde familiegeschiedenis.

Het genre grotemensenwereld-door-de-ogen-van-een kind heeft sinds De blikken trommel van Günther Grass uit 1959 een bijna onmogelijk te overtreffen standaard. Daarin wordt de jonge held Oskar opgevoerd in zowel eerste als derde persoon. Dat is cruciaal, omdat Grass daarmee naast een kind-verteller ook een (volwassen) alwetende verteller inzet. Abi-Ezzi doet dat niet en het hele boek blijft binnen de grenzen van het observatievermogen en begrip van een klein meisje.

Heks

Abi-Ezzi legt zich daarmee grote beperkingen op, want het boek speelt in een complexe wereld. De arme, christelijke familie van Ruba moet zich staande zien te houden temidden een warboel van elkaar bestrijdende facties: Palestijnen, falangisten, Druzen en binnenvallende Israeliërs en Syriërs. Dat de apathische vader van Ruba een of ander oorlogstrauma heeft opgelopen, is voor de lezer al snel duidelijk, maar niet voor Ruba. Zij denkt dat hij is vervloekt door een heks.

‘En moet je hem nu zien. Kijk nou eens wat er van zijn leven is geworden. Allemaal haar schuld.’ Ze schoof haar stoel naar achteren en stond op.
‘Heb je het over papa?’ vroeg ik.
‘Toe, eet, mijn hartje,’ zei ze, terwijl ze de kamer uit liep.
Maar ik kon geen hap meer door mijn keel krijgen. Het kon niet anders of Teta bedoelde papa. Zij wist net zo goed dat hij was vervloekt, en daarom was ze niet langer bevriend met de heks. Nog geen minuut later bedacht ik iets anders, iets waardoor de kaas me zwaar op de maag lag.

Het zijn maar twee van de vele niet bijster scherpe formuleringen in het boek: ‘ik kon geen hap meer door mijn keel krijgen’, en ‘iets waardoor de kaas me zwaar op de maag lag’. De taal moet natuurlijk aansluiten bij de belevingswereld van een kind en blijft daardoor noodgedwongen nogal karig, maar dat rechtvaardigt niet het veelvuldig teruggrijpen op clichés.

Jeugdboek

Ruba kampt met hardnekkig onbegrip van de gebeurtenissen om haar heen, terwijl de lezer al van verre aan voelt komen hoe het zit. Ze doet er het hele boek over om de informatievoorsprong van de lezer in te halen. Stukje bij beetje komt ze meer te weten over de gebroken vriendschap tussen haar grootmoeder en ‘de heks’. Dat door haar toedoen het oude zeer tussen de twee vrouwen begraven wordt (en Ruba vriendinnen wordt met de kleindochter van ‘de heks’), draagt weliswaar bij aan de menselijkheid van het verhaal, maar niet aan de waarachtigheid.

Veel van de zaken die aan het begin van het boek nadrukkelijk fout zaten, zijn tegen het einde op orde geraakt, al blijft de oorlog voortduren. Het spook in witte rook dat Ruba en een vriendje zagen toen ze bij de heks naar binnen gluurden, was de vrouw zelf die zat te roken. Vaders geheim wordt onthuld; hij blijkt getuige te zijn geweest van een verschrikkelijk incident en voelde zich – geheel ten onrechte – verantwoordelijk voor de dood van een onschuldig kind. Op het eind van het boek ziet hij in dat hem geen blaam treft en voelt hij zich alweer een stuk beter. Samen met de volgehouden naïviteit en de kinderlijke taal, geven al die positieve wendingen de lezer de indruk een jeugdboek in handen te hebben. Abi-Ezzi is er niet in geslaagd om via Ruba door te dringen tot de tragiek en wanhoop van de volwassenen om haar heen.