Het laatste woord
In Verraden testamenten bespreekt Milan Kundera verschillende aspecten van de romankunst. Maar uiteindelijk bepleit hij vooral een rehabilitatie van Franz Kafka en de Tsjechische componist Leoš JanáÄek.
Maar waarom zou Kafka gerehabiliteerd moeten worden? Hij wordt al beschouwd als een van de belangrijkste schrijvers uit de twintigste eeuw. Zowel door zijn droge, behoorlijk formele stijl als de onderwerpen die hij behandelt – om ongenoemde redenen komt een personage in een situatie waar hij controle noch duidelijkheid over heeft. Niet voor niets wordt het woord ‘kafkaësk’ tegenwoordig gebruikt als verwijzing naar een overdaad aan onbegrijpelijke bureaucratie.
Goedbedoelde misvattingen
Vol overtuiging betoogt Kundera dat Max Brod, Kafka’s uitgever en goede vriend, hem niet snapte. Brod, zelf ook schrijver, is in zijn stijl en genre precies aan hem tegenovergesteld. Volgens Kundera was Brod een romanticus en kon hij zich niet voorstellen dat Kafka een heel andere kijk op de wereld had. Dat Brod zo veel bewondering voor Kafka ten toon spreidde komt dan ook door een radicaal verkeerde lezing van diens werk.
En niet alleen Kafka’s werk werd verkeerd begrepen, ook dat van JanáÄek, voor wie Brod zich tevens inzette als pleitbezorger voor de onbegrepen kunstenaar. Maar hoe goedbedoeld de inspanningen van Brod ook mogen zijn, wederom heeft hij het werk van de kunstenaar niet begrepen. Volgens Kundera in ieder geval.
Uit de klauwen van bewonderaars
Een groot deel van Verraden testamenten handelt over Kafka en de interpretatie van diens werk. Kundera betoogt dat de misinterpretatie van Kafka begon bij zijn eerste grote bewonderaar. Brod, die verschillende biografieën van Kafka schreef, staat aan de basis van de kafkologie, de studie van Kafka’s werk. Kundera verzet zich met hand en tand tegen deze vorm van exegese.
Alle kafkologen lijken zijn verhalen autobiografisch te lezen. Het werk zegt vooral iets over de schrijver en het wordt gelezen als intieme en onthullende bekentenissen van een anderszins gesloten man. Dat is mede te danken aan de (vermeende) vraag van Kafka aan Brod om zijn werk te vernietigen. Onzin, zegt Kundera. Kafka wou niet al zijn werk vernietigd zien, alleen dat wat niet voldeed aan zijn eisen: zijn eerste verhaal, de verhalen die niet af waren en zijn (onverstuurde) brieven.
Verraad
Brod verraadde Kafka door al zijn nagelaten werk uit te geven. Net zoals hij bij JanáÄek deed door de vooroordelen tegenover hem te bevestigen in zijn verdediging. Maar, zoals Kundera keer op keer benadrukt, de lieve man bedoelde het goed. Zijn intenties waren zuiver, maar hij begreep het niet. Net zo min als de vertalers van Kafka hem snappen.
De bespreking van de vertalingen leert ons dat, hoewel er in het manuscript van Het slot slechts één paragraaf staat, dit er in de uitgave van Brod vijf werden. In de verschillende Franse vertalingen loopt dit zelfs op tot enkele tientallen. Ook hier wordt verraad gepleegd. Verraad aan de schrijver, die een heel andere tekst beoogde dan uiteindelijk afgedrukt is.
Esthetica van anderen
Kundera stelt dat die radicaal andere indeling van de tekst van Het slot komt doordat de vertalers niet bezig zijn met een zo goed mogelijke weergave van wat er daadwerkelijk geschreven is. Ze focussen volgens hem veel meer op het maken van een versie die voldoet aan de eisen zoals die in hun eigen land (of cultuur) gangbaar is. Daarom knippen vertalers de teksten in stukjes, veranderen ze werkwoorden en laten ze herhaling vervallen.
Hoewel Verraden testamenten vol staat met kritiek op vertalers en uitgevers, is het vooral een boek dat laat zien hoe Kundera zich verhoudt tot de romankunst. Alle kritiek op Brod, de kafkologen en vertalers komt in feite neer op het halen van zijn gelijk. Niet het taalgebied of de eigen visie op de wereld en literatuur moet centraal staan, maar die van de schrijver of componist. Niet het feit dát de werken veranderd worden is het knelpunt bij Kundera, maar dat ánderen dat doen. Hij lijkt zich af te vragen waar al die dirigenten en uitgevers zich mee bemoeien, als ware alleen de schrijver of componist een werk kan duiden.
Aansluiting
Het betoog dat Kundera voert is goed te volgen en de lezer kan er volledig in mee gaan. Toch is het een heel persoonlijke argumentatie. Hij beschrijft zijn eigen visie op het schrijverschap, zijn eigen lezingen van anderen en hoe hij zelf omgaat met muziek en literatuur. Daarmee begaat hij (een beetje) dezelfde fout als Brod.
Niet dat er nu een nieuwe kafkologie ontstaat – Kundera pleit voor een studie van de tekst, niet van de schrijver – maar net als Brod lijkt Kundera af en toe beperkt in zijn inlevingsvermogen, voornamelijk met betrekking tot populaire cultuur. Zo stelt hij bijvoorbeeld dat er aandachtig naar jazz wordt geluisterd, maar dat dat onmogelijk is bij een extatische vorm als rockmuziek. Op rock leef je je uit, dat luister je niet maar onderga je, volgens Kundera. Daarom wordt daarbij niet geapplaudiseerd en daarom is er niemand die een rockliedje fluit.
Dat Kundera de aansluiting met de populaire cultuur enigszins mist is een klein minpuntje dat verder geen invloed op zijn argumenten heeft. Niet echt tenminste. De verwijzingen naar rock buiten beschouwing gelaten houdt zijn betoog stand.