Boeken / Non-fictie

Moderne meesters

recensie: Michel Houellebecq & Bernard-Henri Lévy (vert. Martin de Haan & Rokus Hofstede) - Publieke vijanden

.

Van januari tot juli 2008 wisselden Houellebecq en Lévy brieven uit. Het startpunt is hun gedeelde publieke vijandschap. Maar van daaruit schrijven ze over een uiteenlopend scala aan thema’s. Ze lijken de bekrompenheid van de media – die alles zover terugbrengt dat het in een hokje past – te exploiteren door als titel de ongetwijfeld goedverkopende geuzennaam ‘publieke vijanden’ te voeren. Een klein deel van de brieven is inderdaad gewijd aan de omgang met eeuwig plakkende clichébeelden en met de mens als meutedier. Maar de kern van deze briefwisseling is een inspirerende uitwisseling van bekentenissen: van schrijversgeheimen, literaire voorkeuren en levensbeschouwelijke ankers.

Bekentenissen

De unieke waarde van deze vorm van literatuur wordt door Houellebecq aangestipt wanneer hij instemt met Schopenhauers constatering dat de briefwisseling iets heeft wat aanzet tot waarheid, tot aanwezigheid. Lévy vult aan door te suggereren dat ‘men niet zozeer schrijft om te weten wie je bent, maar juist om te weten wie je wordt. Je schrijft om naar jezelf terug te keren, samen te vallen met je waarheid, (…)vraag: schrijf je om je in te metselen of om te ontstaan?’ Dat is de – soms polemische, soms eensgezinde – dynamiek en toon die het hele werk door wordt voortgezet.

Beide schrijven met de hen zo eigen stijl. Houellebecq op zijn spontane, soms wat houterige, maar altijd heldere manier. En van Lévy’s stijl spat de gedrevenheid af; vaak meevoerend, maar soms ook ergerniswekkend door de schijn van gekunsteldheid die het oproept. De schrijfstijl past gevoelsmatig goed bij de overtuigingen die beide schrijvers kenmerken. Lévy reist de wereld rond om te schrijven over vergeten oorlogen en schendingen van de mensenrechten. Het contrast tussen zijn bevlogen engagement en het totale ontbreken daarvan bij Houellebecq (‘de angstwekkende leegte van de verzaking. Ik ben zo iemand’.) lijkt niet groter te kunnen zijn. Houellebecq heeft zich teruggetrokken in de literatuur, maar hij bewondert wel de strijdvaardigheid en ‘het gestaalde ego’ van Lévy, die hem in staat stellen om telkens weer zowel de wereldellende aan te kaarten als de aanvallen op zijn persoon te pareren. Lévy beschrijft – bijna schaamtevol een reden voor zijn engagement:

Ik weet ditmaal niet hoe ik die moet verwoorden zonder definitief belachelijk te lijken. Zelfoverstijging. Het idee (…) dat er het leven is en het grote leven. (…) van Malebranche, wanneer hij uitlegt, in een van zijn Lettres à Dortous de Marain, dat een mens alleen groot is door ‘de verhouding die hij aangaat met grote dingen’.

Verrassend en modern

De bekrompenheid van de in de inleiding weergegeven clichés wordt op iedere bladzijde opnieuw duidelijk. Houellebecq en Lévy weten continu te verrassen. Via de onderlinge interactie komen er steeds onderwerpen of redenen op die een nieuw – soms ook tegengesteld – licht werpen op eerdere beweringen. Houellebecq onderscheidt zich door zijn afwijkende anekdotes of humorvolle uitspraken, zoals: ‘Uiteindelijk ga je altijd min of meer op je vader lijken, dat is een waarheid die op me neerslaat met de elegantie van een blok beton.’ Lévy is meer een systeemdenker, die veelvuldig filosofen aanhaalt om die in zijn essayistische stukken te vervlechten.

Beiden halen schitterende citaten aan (Baudelaire, Aragon, Spinoza etc.), maar creëren ook hun eigen pareltjes. Bovendien zijn het allebei werkelijk moderne schrijvers: op hun eigen wijze gaan ze om met de geestelijke problemen waar de moderne mens zich mee geconfronteerd weet – en de manier waarop ze dat beschrijven is meesterlijk.