Boeken / Non-fictie

De grote bewonderaar

recensie: Michaël Zeeman - Aan mijn voormalig vaderland

Op de dag die in een mildere wereld zijn 52e verjaardag had gemarkeerd, werd criticus, schrijver, journalist, televisiemaker en dichter Michaël Zeeman geëerd. In Felix Meritis, het Amsterdamse centrum voor kunst, cultuur en wetenschap waar hij menig debat voorzat, werd een bundeling van zijn beste kritieken en essays gepresenteerd. Aan mijn voormalig vaderland toont in de eerste plaats hoe een immer kritische geest toch vooral ook een groot bewonderaar was.

Michaël Zeeman (foto: Marieke Wijntjes)

Michaël Zeeman (foto: Marieke Wijntjes)

Haast onvermijdelijk op een avond als deze; het weer buiten viel op poëtische wijze samen met het ritueel binnen. Zoals een prachtig karmijnrood avondlicht werd afgelost door de eerste regenbui die de nakende herfst aankondigde, betekende de boekpresentatie een omslagpunt in het nachleben van Michaël Zeeman. Hier werd een rouwperiode afgesloten en begon de viering van een nalatenschap. Een al te lichtvoetige invulling van het program was misplaatst geweest, gezien het ambivalente gevoel dat onvermijdelijk is op zo’n moment: de bittere treurnis om het verlies en de warme herinnering aan de verlorene. Gelukkig wisten de organisatoren dit te vermijden en deed men recht aan Zeemans veelzijdige geest. De avond werd een afgewogen verzameling van gekoesterde reminiscenties, niet zelden komisch, doch met een gepaste serieuze ondertoon. Zeeman de lezer, Zeeman de Europeaan en Zeeman de verwoede e-mailschrijver, ze kwamen allemaal aan bod. ‘Rome weet hoe het zijn helden moet eren’, schreef hij in 2005 in de Volkskrant na het bijwonen van de uitvaart van een in Irak gesneuvelde geheim agent. Zijn uitgever, voormalige broodheer en weduwe lijken vastbesloten te bewijzen dat een passend eerbetoon ook hier tot de mogelijkheden behoort.

Domineeszoon
Michaël Zeeman werd in 1958 geboren op Marken als zoon van een huisschilder die predikant werd. Domineeszoon, het wordt in Nederland vaak uitgesproken alsof het een volwaardig beroep is. En anders dient het op zijn minst als een volledige verklaring van een iemands karakter, zeker wanneer een zekere zendingsdrang die persoon niet vreemd is. Het is vaak een gemakkelijke vergelijking, ook Willem Otterspeer kan het in zijn biografische schets in Aan mijn voormalig vaderland niet laten haar te maken. Het is echter niet moeilijk Otterspeer dit te vergeven, aangezien Zeemans zendingsdrang op het gebied van de kunsten gecombineerd werd met een diepgevoelde overtuiging wat betreft het belang van tradities. Daarnaast laat de biograaf zijn schildering van Zeeman als domineeszoon culmineren in de prachtige beschrijving van zijn onderwerp als ‘iemand die lezen zag als een katholiek zijn goede werken. Iemand die schreef als een protestant die wist dat goede werken niet hielpen.’

Het bewijs van die karakterisering vormt deze bundel. Vanaf begin jaren tachtig schreef Zeeman meer dan 2000 recensies, essays, interviews en journalistieke stukken. Verreweg de meeste daarvan werden gepubliceerd in de Volkskrant, waar hij verschillende redactiefuncties bekleedde, en ruzies uitvocht, alvorens een correspondentschap op freelancebasis in Rome aan te vangen. Zijn ontwikkeling als schrijver en criticus is in de bundel goed te volgen. Het zwaartepunt verschuift; hij blijft allerhande recensies schrijven maar waagt zich ook steeds vaker aan cultuurkritische stukken van een meer beschouwende aard. Zeker na 11 september 2001. Het was hoogleraar Nederlandse letterkunde Thomas Vaessens die als eerste observeerde dat Zeeman, slechts drie dagen na de aanslagen, misschien wel de eerste was die een aannemelijk vergezicht wist te schetsen over de gevolgen die de gebeurtenissen voor de kunsten zouden hebben. Op dat moment lijkt Zeeman volgroeid te zijn en toont hij een grote maatschappelijke betrokkenheid. Niks l’art pour l’art; de kunst heeft ontelbaar veel redenen, en de kunst zelf is er daar slechts één van.

Beredeneerde overgave

Naast de positie van klassieke intellectueel die Zeeman steeds meer innam, rijst uit de bundel toch voor alles het beeld op van een man wiens gave voor bewondering op zichzelf bewondering wekt. Zelden of nooit mateloos, want altijd onderbouwd. De warmte die uit veel kritieken spreekt, gaat verder dan een simpele liefde voor het besproken werk of de auteur. De overgave blijft altijd beredeneerd, maar heeft de proporties van een onvoorwaardelijke capitulatie. Alleen in zijn recensie van Philip Roths toch niet helemaal geslaagde The Plot Against America, lijkt Zeeman niet aan zijn eigen, altijd hoge eisen te voldoen en vertroebelt zijn liefde voor Roths oeuvre zijn blik.

In vrijwel alle hier verzamelde artikelen toont hij zich echter een meester in het zorgvuldig uitbeitelen van een klein monument voor eenieder wiens werk hij koesterde. Dit beeld is uiteraard ook het gevolg van de keuze van de samenstellers om, een enkele uitzondering daargelaten, zich te beperken tot lovende recensies. Het is genoegzaam bekend dat hij even zo vaak met een sardonische lach kon doorbeitelen tot er niets van een werk over was. Een meester ook was hij in het uitdelen van een genadeloze plaagstoot. Maar toch, als het in Zeemans macht had gelegen standbeelden te laten plaatsen, dan had de openbare ruimte in dit land een radicaal ander aangezicht gehad.

Spiegel
Een vroege bespreking van een toneelstuk opent met de constatering dat de recensent in de eerste plaats de banale vraag stelt waar het werk over gaat, of nog liever: waar het werk eigenlijk over gaat. Zeeman zal terecht weinig opgehad hebben met het idee dat een werk in de eerste plaats een weerspiegeling van de auteur is, toch is het opvallend hoe vaak beschrijvingen in zijn stukken evengoed op hemzelf van toepassing zouden kunnen zijn. In een artikel over een biografie van literatuurwetenschapper en verzamelaar Mario Praz lijkt hij zijn eigen neiging tot verzamelen te bespreken. De beschrijving van Marcel Reich-Ranicki, de presentator van een Duits literair discussieprogramma, doet onwillekeurig denken aan Zeemans eigen carrière als tv-maker, inclusief de scheefzittende stropdas en het eeuwige gehang, eerder over dan op het meubilair. En over Saul Bellow: ‘Het legt de genadeloosheid en compromisloosheid van Bellow bloot, zijn volstrekte overgave aan de literatuur. Dat heeft een spoor van verwoestingen achtergelaten in zijn leven – maar ook een spoor van vriendschappen.’ Op zulke momenten worden zijn recensies bijna autobiografische schetsen, maar daarom niet minder interessant.

Valt er dan helemaal niets op deze bundel aan te merken? Zeker wel. Het betreft hier de keuze van het schrijversportret op de boekomslag, een zaak van niet geringe importantie. Tijdens de presentatie vertelde de uitgever met niet verholen spotlust over de massieve zwarte grafsteen die Zeemans laatste rustplaats bedekt. Hij had de wens uitgesproken dat deze even dezelfde afmetingen als zijn gestalte zou hebben. Helaas stonden hier wetten in de weg: de maximale lengte was en bleef 180 cm. Was hij enkele jaren daarvoor de Nederlandse bekrompenheid ontvlucht, in de dood werd hij toch nog teruggepakt. De uitgever vertelde dat bewust is gekozen voor een privéportret, zonder die eeuwige boekenkast op de achtergrond. Een alleszins begrijpelijke keuze, totdat de lezer de passage tegenkomt waarin Zeeman schrijft: ‘Een foto bij een interview met een schrijver of een geleerde is voor mij pas geslaagd wanneer je achter zijn hoofd […] zijn boekenkast kunt zien: Ik draai het tijdschrift een kwartslag, om te kunnen bekijken wat hij in zijn kast heeft staan.’ Vervolgens beschrijft hij hoe als hij zelf geportretteerd werd, de fotograaf steevast de opdracht mee leek te hebben gekregen geen boeken binnen het kader van het negatief toe te laten. Tot zijn grote ergernis uiteraard, want wat was er mis met boeken? Gelukkig is deze bundel zelf de beschrijving van wat er in zijn immense boekenkast moet hebben gestaan. De lezer ziet meer dan alleen een verzameling ruggen, veel meer.

De VPRO stelde tevens een dvd samen met televisiewerk van Michaël Zeeman. De omroep, die de afgelopen jaren zo heeft uitgepakt met prachtige dvd-boxen met bijvoorbeeld werk van Adriaan van Dis en Wim Kayzer, doet deze oud-medewerker echter te kort. Het is een enkele schijf met een verzameling losse fragmenten, een YouTube-afspeellijst bijna, die de kijker doen verlangen naar meer.