Hebzucht is van alle tijden
Een beetje crisis is ook een voedingsbodem voor vers ondernemerschap. Die gedachte heeft ongetwijfeld een rol gespeeld bij de heruitgave van het Bommelverhaal De bovenbazen, dat alweer dateert uit 1963. Desalniettemin blijkt dat Marten Toonder 46 jaar geleden al een bijzonder scherpe kijk had op de ontwrichtende kracht van de graaicultuur.
Als iemand aanspraak mag maken op de titel ‘aartsvader van de Nederlandse strip’, is het wel Marten Toonder. Tussen 1941 en 1995 publiceerde hij zo’n 177 verhalen rond de figuren Heer Bommel en Tom Poes. De verhalen van Toonder staan bekend om hun rijke en vernieuwende taalgebruik, maar ook de maatschappijkritische kant van de Bommelverhalen is de moeite waard. In het boekenweekgeschenk De andere wereld uit 1982 werd het vluchtelingenprobleem van de jaren negentig min of meer voorspeld. Het verhaal De bovenbazen dat nu door de Bezige Bij als ‘crisiseditie’ wordt heruitgegeven, levert een treffend commentaar op hebzucht, en de gevolgen daarvan voor het milieu.
Het verhaal
Het verhaal draait om de Grote Tien, in feite negen bovenbazen die zo goed als alles bezitten. Om het toch nog een beetje spannend te houden, ruilen ze hun bezittingen onderling om ermee te spelen. Dat gaat goed tot op gegeven moment heer Bommels kapitaal door een twijfelachtige weddenschap een kritisch punt bereikt, waardoor zijn geld steeds meer geld aantrekt. De gealarmeerde bovenbazen begrijpen dat het tiende lid van hun groep zich heeft aangediend en nemen Bommel op in hun midden. Dat blijkt verwarrend voor de heer van stand; hij krijgt aandelen waarvan hij niet weet wat hij ermee aan moet, wat al snel leidt tot een crisis. Gelukkig weten de andere bovenbazen raad; het kapitaal moet door een fusie gesaneerd worden. Door middel van een beurscontrole-apparaat worden de geleden verliezen snel weer aangezuiverd. Dit tot grote schrik van Bommels bediende Joost, die juist zijn spaarcentjes had geinvesteerd in het project van heer Bommel en bij de bank van de portier verneemt: “Wij hier op de bank, zagen het al een poosje aankomen en ik heb mijn portemonnaie thuis gelaten. Maar er zijn heel wat lui die nu hun geld verliezen.”
Om in Bommelstijl te blijven: oplettende lezertjes zien de parallellen met de crisis waar we meer dan 45 jaar later in zijn aanbeland. Bommel weet zich maar moelijk raad met zijn nieuwe positie, en de schade aan de natuur waarvoor hij nu actief verantwoordeljik is. Als de wonderlijke figuur Kwetal een futvoeder blijkt te hebben gebouwd, die gratis energie levert, lijkt Bommel de oplossing voor zijn gekwelde gemoed te hebben. Hij heeft echter buiten de andere bovenbazen gerekend, die in de bron van gratis schone energie het gevaar voor hun eigen kapitaal zien.
Geld speelt een rol
Bommels lijfspreuk ‘geld speelt geen rol’ komt in dit verhaal ernstig onder druk te staan. Voor een bovenbaas is geld het enige wat een rol speelt, en alle middelen zijn geheiligd om het kapitaal te beschermen.
Naast een schets van de uitwassen van kapitalisme, is het verhaal vooral een aanklacht tegen de uitbuiting van de natuur, of zoals de bovenbazen het verwoorden: “Er moet versleten en verbrand worden. Verteerd en weggegooid. Anders wordt er niet verdiend.”
De bovenbazen is een prachtig geschreven verhaal, met de bekende rijke taal van Bommel en een uitstekend opgebouwde plot. De vraag dringt zich op welke conclusies er getrokken mogen worden uit een stripverhaal uit de jaren zestig van de vorige eeuw dat drie zo actuele thema’s – financiele crisis, het milieu en de graaicultuur in zich bundelt. Ofwel ze zijn van alle tijden, ofwel het loont de moeite om alle verhalen van Toonder nog eens kritisch door te nemen. Wat natuurlijk geen straf is.