Carrièrevrouw op het spirituele pad
.
Vorig jaar verscheen de roman Eten, bidden, beminnen van de Amerikaanse schrijfster Elizabeth Gilbert. Dit boek over de spirituele zoektocht van een vrouw werd een enorme bestseller. Blijkbaar zijn veel mensen op zoek naar verlichting en innerlijke rust en werkt een roman als die van Gilbert als inspiratie of leidraad. Marciel Witteman heeft iets vergelijkbaars gedaan als Gilbert: ze heeft een autobiografische roman geschreven over haar ervaringen op het spirituele pad. Maar waar Gilberts zoektocht haar tijdens een jaar lang durende sabbatical in Italië, India en Indonesië bracht, had Witteman die luxe niet: zij moest haar innerlijke rust vinden in de grote stad. Dat leidde tot ‘een persoonlijke yoga- en meditatiegids voor haar vrienden, collega’s en alle andere geïnteresseerde rusteloze zielen die hun ashram zoeken in de gekte van de stad’.
Op de achterflap van het boek knipoogt Witteman, zittend in de lotushouding, je toe. ‘Een hilarisch verslag van een zoektocht naar innerlijke rust en geluk’ staat eronder. Hilarisch is het boek echter allerminst, hooguit hier en daar een klein beetje grappig.
Yogastromingen
Het boek doet verslag van het leven van een gescheiden moeder van een puberende tweeling, die werkt als scenarioschrijfster en woont in Amsterdam. Het vertelt van de dagelijkse beslommeringen van de schrijfster aan het werk, bij het opvoeden van haar tweeling en in de kroeg met haar vriend en vriendinnen. Haar bestaan is al behoorlijk chaotisch, maar het wordt nog erger wanneer ze met een aantal Duitse collega’s een soap moet schrijven. Dat gaat niet zonder slag of stoot en levert de nodige frustraties op. Wanneer de schrijfster in al deze hectiek last krijgt van slaapproblemen en haar kinderen afblaft, vindt ze dat het tijd is voor actie: ze gaat op zoek naar innerlijke rust en dat doet ze door yogalessen te gaan volgen. Je gunt het haar dat de yogalessen voor wat rust en relativering zorgen, maar niets blijkt minder waar.
Het is niet dat Witteman haar best niet doet om innerlijke rust te vinden, integendeel. In het boek beschrijft ze wel tien verschillende yogascholen die ze bezoekt. Die beschrijvingen blijven aan de oppervlakte. Je krijgt als yogaleek weinig inzicht in de verschillende stromingen of manieren van lesgeven. In de eerste paar hoofdstukken denk je nog dat de drukke scenarioschrijfster haar rust nog niet gevonden heeft, maar dat dat gedurende het verhaal vast nog komt. Maar nee. Yogastroming na yogastroming wordt genoemd, maar niks kan Witteman lang boeien, ze heeft haar matje nog niet opgerold of ze is alweer bezig met de volgende proefles. En dat is een tweede verschil met Eten, bidden, beminnen van Gilbert. Of je ervan houdt of niet, in de roman van de Amerikaanse schrijfster lees je duidelijk de transitie die ze doormaakt van opgefokt stadsmens tot enigszins verlichte geest. Witteman shopt door yogaland als door de drie doldwaze dagen.
Verlichting?
De belofte op de achterflap dat we hier te doen hebben met een ‘yoga- en meditatiegids’ wordt niet waargemaakt. Witteman strooit wel rijkelijk met yogatermen, maar doet dat net zo ongeïnspireerd als zwarte piet met zijn pepernoten bij het bezoek aan de tiende kleuterschool. Daarbij is dit alles opgeschreven als een lange stream of consciousness, niet onderhoudend en slecht geredigeerd, als een haastige e-mail naar een vriend of vriendin.
Maar dan gloort er licht aan de horizon: wanneer je als lezer – heel ‘on-yoga’ – steeds geïrriteerder raakt van de oppervlakkige opsomming van dagelijkse bezigheden van de hoofdpersoon, zitten in de titel van het laatste hoofdstuk ineens de woorden ‘eindelijk’ en ’transformatie’. Zouden dan alsnog – een beetje laat, maar het is de schrijfster vergeven – de inzichten komen, de reflectie of wellicht de conclusie dat yoga toch niet ‘haar ding’ is? Maar nee, ook in dit hoofdstuk wordt er uitgebreider ingegaan op het lekkere eten in een klooster in Gent, dan op de inzichten of ervaringen die al die yoga gebracht zouden hebben. Nederland heeft niet haar eigen Eten, bidden, beminnen gekregen, maar wel ‘bla, bla en nog eens bla’.