Het grote echte theater
Het is dit jaar precies 300 jaar geleden dat Jean-Jacques Rousseau werd geboren. Reden voor veelschrijver, filosoof en dichter Maarten Doorman om een inleidend boek te presenteren over deze bijzondere Franse wijsgeer en daar een hedendaagse kritiek aan toe te voegen.
Rousseau (1712-1778) is even beroemd als berucht. Beroemd om invloedrijke meesterwerken zoals Du Contrat Social en Emile ou de l’éducation uit 1762, berucht om zijn narcisme, overgevoeligheid en paradoxale karakter. In Rousseau en ik komen al deze verschillende aspecten aan bod. Doorman kiest ervoor om in deze kennismaking met Rousseau de nadruk te leggen op authenticiteit. Het diep menselijke verlangen naar het oprechte, het eerlijke, het pure en het zuivere vindt in Rousseau zijn filosofische uitdrager, die voor wat betreft de moderne tijd de klok luidt met zijn beroemde stelling: we moeten terug naar de natuur.
Paradox
Een van de problemen waar filosofen mee te maken krijgen, is in hoeverre ze hun eigen bedenksels willen en vooral kunnen naleven. Buitengewoon scherp schrijven over bijvoorbeeld ethiek is één ding, je fatsoenlijk gedragen in de praktijk een ander. Rousseau heeft zijn leven lang geworsteld met dit probleem en was wat dat betreft een wandelend vat vol tegenstrijdigheden. Dat hij bijvoorbeeld alle vijf zijn kinderen te vondeling legde, en tegelijkertijd in een bevlogen opvoedkundig betoog ervoor kon pleiten dat moeders hun eigen kinderen behoorden groot te brengen, is hem door menig biograaf nagedragen. En tegelijkertijd droeg hij het zichzelf na in zijn postuum verschenen autobiografie Les Confessions; tussen de autobiografische werken van Augustinus en J.H. Newman een hoogtepunt in het genre.
Het aardige van Rousseau en ik is dat het deze en vele andere paradoxen op haast anekdotische wijze aan de lezer presenteert, zodat het nergens zwaar op de hand wordt, zonder dat het daarbij al te oppervlakkig wordt. Oppervlakkigheid die wel op de loer ligt wanneer Doorman de filosofie van Rousseau koppelt aan het hedendaagse verlangen naar authenticiteit, omdat een inleiding nu eenmaal niet al te diepgravende filosofische uiteenzettingen verdraagt. Deze analyse vormt als het ware het tweede gedeelte van het boek, waarbij de gedachten van Rousseau niet altijd meer helder te herkennen zijn.
Authenticiteit?
Authenticiteit verwijst naar echtheid, en echtheid volgens Rousseau is het zoeken naar oorsprong, het zoeken naar het natuurlijke. Dat is niet slechts nostalgie, en ‘vroeger was alles beter’, maar een manier van leven die Rousseau in zijn filosofische en pedagogische werken uit de doeken doet. Dat we tegenwoordig vooral kunstmatig authentiek zijn, is een conclusie die Doorman terecht trekt in zijn boek, waarbij hij zich vooral beroept op The Authenticy Hoax van Andrew Potter uit 2010. Potter toont aan hoe de moderne cultuur geobsedeerd is geraakt met het benadrukken van de ervaring van authenticiteit, tegen elke prijs. En we houden ervan. Zorgvuldig uitgekozen foto’s van onszelf op Facebook, licht geretoucheerd. Op vakantie naar historische oorden, rugzaktoeristen tegen het lijf lopend. Politici die zichzelf zijn, dankzij de mediatrainer. De open haard met echt gekocht hout, het eerlijke eten, de vintage kleding, de spontane boeren die een vrouw zoeken; de voorbeelden zijn eindeloos. En toch zal iedereen aanvoelen dat het niet echt écht is. Althans, zolang we weten dat we ingestemd hebben met artificiële echtheid, en de ironie gebruiken om zo nu en dan de draak te steken met deze vormen van authenticiteit. En dús ook de draak steken met onszelf, precies zoals Rousseau dat kon in zijn Les Confessions.
Het is de verdienste van Doorman dat je na het lezen van Rousseau en ik zin krijgt om ook Andrew Potter te lezen, of Stine Jensen en Charles Taylor. Daarnaast wordt de nieuwsgierigheid naar één van de prachtige vertalingen van het werk van Rousseau gewekt. Een uiteindelijk antwoord op wat authenticiteit nu precies inhoudt geeft het boek niet, het ontmaskert des te meer. Maar misschien kunnen we het vragen aan de schrijver zelf. Door bijvoorbeeld zijn vriend te worden op Facebook, of zijn website te bezoeken – inclusief spontane zwart-witfoto.