Boeken / Fictie

Een vos verliest zijn streken

recensie: Luc De Vos - De laatste mammoet

Zowel onder als boven de Moerdijk is Luc De Vos een bescheiden fenomeen, een eenentwintigste-eeuwse bard die het landelijke Vlaanderen van zijn jeugd in ijltempo verloren zag gaan en de mooie idealen van een flowerpowergeneratie, waar hij net niet toe behoorde, zag ingeruild worden voor harde valuta. Als geen ander weet de frontman van de rockgroep Gorki de daaruit voortspruitende weemoed in zijn songteksten te verwerken, maar ook toen hij zich aan de literatuur waagde, bleek hij een gevoelige snaar te kunnen raken en tegelijk een glimlach te ontlokken.

In meer dan één opzicht lijkt De Vos op rasechte schrijvers als Herman Brusselmans of zelfs Gerard Reve – de latere, zichzelf parodiërende versie. Kernthema is een zich niet thuis voelen in de alledaagsheid en een voortdurende poging om dat gevoel met humor en zelfs wat mededogen te bezweren. Dat lukte, wat Luc De Vos betreft, perfect in zijn eerste prozaworp, het grappige, half autobiografische Het woord bij de daad. Op de ingeslagen weg verdergaand, volgde het prettig lezende De rest is geschiedenis. Maar in De volksmacht was reeds een kiem van ideeënarmoede waar te nemen, die in De laatste mammoet helaas tot volledig ontbloeien is gekomen.

Twee manieren van leven

Het probleem van dit gefaalde werkje is tweevoudig: ten eerste wijkt De Vos af van zijn geijkte patroon van jeugdherinneringen afgewisseld met fragmenten uit ‘het leven on the road als popster’. Dit leverde vaak hilarische, maar evenzeer zielsontroerende momenten op. Nu wil hij een verhaal vertellen waarin hij zelf geen rol speelt, en dat gaat hem niet goed af. Vooral omdat de plot niet van die aard is om te blijven boeien: twee aan elkaar tegenovergestelde neven, Godfried en Wilfried, ontdekken elk op hun manier het leven, that’s it. Ook niet op een unieke manier, welnee. Dat gebeurt zoals het in dergelijke jongensboeken betaamt, compleet met ongeluk in de liefde, het ontdekken van de seksualiteit (met een oudere vrouw, die hadden we nog niet gehad), een uitzichtloze job en de onvrede die daarbij komt. Bukowski, zou je kunnen zeggen, maar dan wel met de toevoeging ‘gefaald’.

Een geslagen hond

Een tweede reden waarom dit boek als mislukt beschouwd kan worden, is omdat de schrijver de lezer onderschat door op een buitengewoon kinderlijke toon te vertellen. Het maakt een al te gemakkelijke en zelfs infantiele indruk. Voor zij die De Vos reeds op een podium zagen: hij schrijft in De laatste mammoet eigenlijk zoals hij zijn publiek toespreekt en dat is in dit opzicht vooral geen compliment:

Ik moest denken aan die keer, tien jaar geleden, dat ik mijn kameraad Franky had gedwongen bij mij te komen spelen. Ik wist nochtans dat moeder niet wilde dat er vreemde luizen in ons huis kwamen, en zeker Franky niet. Maar moeder was niet thuis. Franky was niet op zijn gemak. Hij vermoedde iets. Als ze thuiskomt smijt ze mij buiten, zat hij te denken. En ik maar zeggen van neen. Dat we hier mochten spelen zoveel het ons lustte. Moeder kwam thuis met haar fiets. Ze had ons al zien zitten door het venster. Ze begon meteen te tieren. Franky was een geslagen hond en hij vluchtte tussen haar rokken en de openstaande deur door naar zijn vrijheid.

En dat gaat zo het hele boek door. Losse fragmenten, in de ik-vorm en in korte zinnen, verteld door de twee protagonisten, zonder duidelijke lijn of structuur of bedoeling, behalve dat we de jaren zestig, zeventig, tachtig en negentig meemaken en dat we daaruit kunnen opmaken dat de tijden veranderen. Maar dat wisten we toch al? Nee, Luc De Vos maakt het zich veel te gemakkelijk en wentelt zich maar al te graag in zijn verworven status van cult- en volksfiguur, die denkt dat elk woord dat door hem wordt gezegd of geschreven door zijn volgelingen op goedkeurend gebrom zal worden onthaald. Maar wat als die woorden muf ruiken en na het dichtslaan slechts één woord oproepen: gemakzucht? Dan stel je vast dat nooit iemand meer nood leek te hebben aan het heruitvinden van zichzelf. Als fan van De Vos’ proza valt het me zwaar dit te zeggen, maar het is niet anders.