Gedreven door minachting voor Bush
Tijdens een recent interview voor BBC radio over zijn nieuwe boek moest Kurt Vonnegut grinniken na bijna elke uitgesproken zin. De 82-jarige schrijver probeert zijn sardonische gevoel voor humor niet te verbergen, zo blijkt ook weer uit zijn laatste boek Man Zonder Land.
Vaste grap in Vonneguts repertoire is dat hij beweert Pall Mall aan te zullen klagen. Als kettingroker sinds zijn twaalfde is hij nog steeds niet overleden, ook al kondigt de verpakking zijn sterven sinds jaren aan. “Het laatste waar ik om gevraagd had, was nog in leven zijn als de drie machtigste mensen op aarde Bush, Dick en Colon zouden heten.”
Humor
“Humor is een bijna fysiologische reactie op angst”, schrijft Vonnegut aan het begin van Man Zonder Land. “Ik denk dat er in Auschwitz heel wat macabere grappen zijn gemaakt.” Zelf vocht hij als twintiger in de Tweede Wereldoorlog en maakte de bombardementen van Dresden mee, waarop hij overigens zijn moderne klassieker Slaughterhouse Five (1968) baseerde. En ook in die schuilkelders werd gegrapt, zo herinnert Vonnegut zich. Maar ooit blijkt ook aan galgenhumor een einde te komen: aan het slot van Man Zonder Land – als hij zo’n 120 pagina’s al ginnegappend de Bush administration naar beneden heeft gehaald – komt hij plots verrassend moegestreden tevoorschijn. “Humor is een manier om de verschrikkingen van het leven op een afstand te houden, om jezelf te beschermen. Maar op den duur word je gewoon te moe en is het nieuws te erg, en dan werkt humor niet meer.”
Vonneguts naar eigen zeggen allerlaatste fictiewerk blijft Timequake uit 1997. Man Zonder Land is op zijn beurt een bundeling van, voor het tijdschrift In These Times geschreven, politieke columns. De inspiratie voor die stukken ontleende hij, blijkens het BBC-vraaggesprek, aan zijn minachting voor president Bush. Want Vonnegut sluit zich aan bij de rij Amerikanen die Europa vertelt dat Bush de verkiezingsstrijd met Al Gore in Florida frauduleus in zijn voordeel heeft beslist, dat de oorlog in Irak onjuist is, dat de Amerikaanse regering met zijn soldaten omgaat als een verwend kind met zijn speelgoed, dat Amerika verslaafd is aan olie. Wat dat betreft is er niks nieuws onder de zon, alleen de verwoording is anders.
Niet zonder kwade dronk
Misschien kan je Man Zonder Land daarom het beste lezen als een korte introductie tot de persoonlijkheid van Vonnegut. In zijn onnadrukkelijke schrijfstijl en op zijn geheel eigen laconieke toon kondigt hij voortdurend het Einde der Tijden aan: “Zet geen domper op het feest, maar houd dit voor ogen: we hebben de hulpbronnen van onze planeet verkwist, inclusief lucht en water, alsof er geen dag van morgen bestaat, en daarom komt die er ook niet meer.” Dat is Vonnegut ten voeten uit. Ook dat hij tussen al die onheilsprofetieën door ongedwongen rept over een bezoekje aan de kiosk tegenover zijn huis aan 48th Street in New York, of terloops de literatuurdocent uithangt. Van Vonnegut mag je van de hak op de tak springen.
“A nice glass of champagne at the end of a life.” Zo karakteriseerde Vonnegut naar verluidt het Amerikaanse verkoopsucces van Man Zonder Land. De bubbels in die champagne zijn de cursiefjes in dit boek, dat echter niet geheel zonder kwade dronk is. Op Vonneguts onheilsprofetieën is het misschien goed proosten, maar de dag van morgen brengt de kater.