Reisgids voor een stad van een boek
Joubert Pignon schrijft niet zomaar verhalen: hij bouwt aan een stad die met ieder verhaal wat verder groeit. Een stad met bezienswaardigheden, monumenten, een levendig centrum en buitenwijken die je moet zien te vermijden. Een stad waar je wel een reisgids voor gebruiken kunt.
Wie door de stad Er gebeurde o.a. niets wandelt, begrijpt dat de schoonheid voor het oprapen kan liggen, als je er oog voor hebt. Wie Er gebeurde o.a. niets binnenkomt, weet onmiddellijk wat hij kan verwachten. Neem het miniverhaal ‘Artisjokken’ (vrijwel alle verhalen in Er gebeurde o.a. niets zijn miniverhalen, minibezienswaardigheden die trouwens vaak bezienswaardiger zijn dan megabezienswaardigheden, zoals de ervaren citytripper weet) waarin men zeker even moet stilstaan bij de slotzin: ‘Ik wou dat er een plek was waar ik op dit moment vier artisjokken kon kopen.’
Enkele toeristisch-literaire tips
Het zijn zinnen als deze die van deze bundel een stad maken waar je in wilt blijven ronddwalen tot het donker wordt. En zoals dat gaat met stedentrips: vol van wat je net hebt meegemaakt laat je foto’s zien van al dat fraais dat jij daar gezien – soms zelfs: ontdekt – hebt.
Met Er gebeurde o.a. niets is het niet anders, vandaar onderstaande kleine impressie van het fraais dat er in Pignons werk te vinden valt, van zinnen die je kunt onttrekken aan de, vaak niet bijster uitvoerige context, van zinnen die soms zo goed zijn dat de verhalen die eromheen gebouwd zijn excuses lijken om die zinnen kwijt te kunnen. Een alinea vol toeristisch-literaire geheimtips, waar vind je dat nog?
Uit ‘Peer’: ‘Mijn nichtje van zeven wordt acht. Op de verjaardag is een peuterversie van Peer Mascini aanwezig.’
Uit ‘Demonteren’: ‘De donkere kleur verliest iets van zijn donkere kleur.’
Uit ‘Presentatie’: ‘Zonder te bewegen snuit een hoertje haar neus.’
Uit ‘Muurtje’: ‘Met twee van hen zou ik wel seks willen hebben, met de derde ook wel.’
Uit ‘Het lelijkste schilderij ter wereld’: ‘Omdat ik twee dagen niets gegeten heb, ga ik naar de verjaardag.’
Uit ‘New York’: ‘Nadat ik hem naaktfoto’s van mezelf heb gemaild, nodigt Arnon Grunberg me uit naar New York te komen.’
Uit ‘Nagels’: ‘Ik hoop dat mijn vriendin, de goedzak, niet tussen de befafspraken zit.’
Het is trouwens niet zo dat álles in Er gebeurde o.a. niets is voorzien van deze in gortdroge saus gedoopte brille. Het boek mag dan op een stad lijken, het is geen Venetië, waar ieder plakje duivenstront artistiek oogt en precies goed uitgesmeerd lijkt. Pignons debuut is als een stad waar je soms pagina’s lang door niet-onaardige, op elkaar lijkende straatjes moet sjouwen, met de aangename zekerheid dat je vroeg of laat vanzelf weer tegen een nog niet stukgekeken schat aanloopt.
Het is allemaal waar
Pignon bezit het talent om telkens weer te verrassen, hij is een kok die met dezelfde ingrediënten (korte zinnen, absurdistische wendingen, misantropie, alcohol en kleine huisdieren) steeds nieuwe gerechten weet te serveren, hij experimenteert in omvang en in samenhang – die er soms is, maar soms ook volstrekt ontbreekt. Je zou, recensent zijnde, net zo makkelijk van een afwisselende als een onevenwichtige bundel kunnen spreken, evengoed van ‘melige flauwiteiten’ als van ‘sublieme nonsens’, tegelijk van ‘krachtig, uitgebeend proza’ en van ‘weinig spectaculaire taal’; het is allemaal even waar. Je zou Pignon (klinkt als: nou ja, dat weet niemand exact) kunnen vergelijken met Herman Finkers, met A.L. Snijders, met Remco Campert, met L.H. Wiener, met Bob den Uyl en met Kamagurka; er valt voor allemaal wat te zeggen, maar de werkelijkheid is dat je Pignon gelezen moet hebben om te weten wat voor steden hij bouwt.
Échte steden krijgen geen sterren; échte steden bezitten vijfsterrenlocaties en sterloze verloedering. Net als Er gebeurde o.a. niets kortom. En zoals dat gaat met bezienswaardigheden: of het nu je smaak is of niet, als je het niet ervaren hebt, heb je iets gemist.