Boeken / Non-fictie

Stad zonder verleden

recensie: Joris van Casteren - Lelystad

Lelystad was een serum tegen de verbeelding’, schrijft Joris van Casteren in Lelystad. Dat neemt niet weg dat zijn reportages een beeld van de stad oproepen dat haarscherp en gruizig, deprimerend en komisch tegelijk is. Lelystad is als enige non-fictietitel genomineerd voor de AKO Literatuurprijs, die op 10 november wordt uitgereikt. Een volkomen terechte nominatie.

‘Het boek biedt een combinatie van algemene en persoonlijke geschiedschrijving. Het begint allemaal ergens in de negentiende eeuw, met de eerste plannen voor drooglegging en de utopische visies van nieuwe steden die uit het water oprijzen. Niet lang na de geboorte van Lelystad verhuist het gezin Van Casteren naar een van de eenvormige nieuwbouwhuizen en vanaf dat punt lopen kindertijd, puberteit en volwassenwording van de stad en haar chroniqueur min of meer gelijk op.

Zonder opsmuk
Lelystad is een stad zonder metaforen, stelt Van Casteren, alles is plat en zonder symboliek. Zijn stijl reflecteert die platheid: hij schrijft droog en zonder opsmuk. Dat werkt goed. De grote Cornelis Lely introduceert hij als volgt:

Cornelis Lely was een dikkige man met een puntbaard. Hij gaf zijn kinderen en kleinkinderen degelijke cadeaus. Lely kon een zware stoel aan één poot optillen en noten kraken in zijn hand. Soms maakte hij aan tafel een bouwwerk van borden en glazen, zonder dat er iets brak.
Nooit zei Cornelis Lely iets onverstandigs. Hij hield van wandelen, zwemmen en schaatsen. Als een potje lijm ergens vijf cent goedkoper was, kocht hij het daar. Cornelis Lely had bakkebaarden en een frisse gelaatskleur. Iedere ochtend dompelde hij zich in een koud bad. Als hij het huis verliet, zette hij een hoge hoed op.

De keuze van details, zo sec opgesomd, verraadt een groot schrijver, die niet alles hoeft uit te leggen maar juist de verbeelding aan het werk laat – de verbeelding waar het Lelystad zelf aan ontbreekt. De verhalen van de rijksarchitecten, de visionaire polderaars en eerste bestuurders beschrijft Van Casteren op dezelfde toon als die van de eerste bewoners, zijn vrienden en buren die misschien niet allemaal verkeerd terechtkomen, maar wel allemaal op een moment in hun leven door een diep dal gaan.

De talloze personages krijgen vaak in een enkele alinea kleur. Daartussendoor loopt de observerende verteller die zich niet nadrukkelijk op de voorgrond plaatst, maar ook niet bang is om zich bloot te geven. Zijn observaties zijn herkenbaar en vaak komisch. Hoe iedereen op het schoolplein opeens die verwende, vroegwijze jongeren nadeed uit de tv-serie Beverly Hills. En wie had niet een klasgenoot met een lesbische moeder of een criminele vader? Tegelijk zijn ze vreemd, over the top, wrang en onvoorstelbaar.

Monument
Van Casteren schreef een klassiek Bildungsverhaal, van een jongen die zich ontworstelt aan zijn afkomst, daarmee in het reine moet komen. Bijna gaat hij eraan onderdoor, als hij doordeweeks dronken langs de dreven van de stad zwalkt en herhaaldelijk met zwaailichten aan wordt afgezet op het politiebureau. Ook is Lelystad een schets van een voorbije tijd. De jaren zeventig, met idealistische leraren die lang haar hadden en ‘krities’ waren. Dan de jaren tachtig, vol werkloosheid en vandalisme, dat in de jaren negentig uitloopt op criminaliteit en consumptiedrang.

Zoals de stijl van de stad en de stijl van het boek elkaar reflecteren, zo laat Van Casteren de tijdgeest spiegelen in zijn eigen herinneringen en zijn herinneringen in de tijdgeest. Lelystad is een genrevernieuwend werk dat met maar weinig andere boeken te vergelijken is. Autobiografie, geschiedenis en ‘plaatsen van herinnering’ gaan samen in een monument in woorden. Een monument voor die vreemde plaats, de eerste stad zonder verleden. Joris van Casteren geeft de verguisde plek waar hij opgroeide een geschiedenis.