Boeken / Non-fictie

De Mei van onze tijd?

recensie: Jeroen Mettes - Nagelaten werk

.

Mettes, die werkte aan een proefschrift over poëtische ritme, hield van juni 2005 tot september 2007 het spraakmakende weblog Poëzienotities bij. Daarop besprak hij dichters op alfabetische wijze, maar verder dan de G van Goudeseune kwam hij niet. In september 2006 pleegde hij zelfmoord na het plaatsen van een leeg bericht. Samen met het duimdikke prozagedicht in N30+ is het blog geredigeerd in het Nagelaten werk opgenomen onder de noemer Weerstandsbeleid, Nieuwe kritiek.

Nieuwe vs. neo
Poëzienotities was spraakmakend omdat Mettes’ intelligente posts onverbloemd kritisch waren. De vanuit een ietwat ouwelijke houding in fris en helder taalgebruik geschreven teksten hebben een duidelijke mening en zijn (literatuurwetenschappelijk) onderbouwd – het is deze weinig voorkomende en genoeglijke combinatie die van de samenstellers de connotatie ‘nieuwe kritiek’ krijgt. Daarmee krijgt Nagelaten werk ook een pamflettistisch karakter: dit is dé nieuwe uitoefening van literaire kritiek.

Deze ‘nieuwe kritiek’ onderscheidt zich van de neokritiek . In 1997 gemunt door socioloog Rudi Laermans in De witte raaf, is neokritiek een radicaal subjectieve kritiek die voorbij gaat aan de inhoud en zich richt op ‘het ontmaskeren van anderen, en hun spreken en handelen, in termen van persoonlijke belangen, macht, posities …’.

Anarchistische kritiek
Maar neem de connotatie ‘nieuwe kritiek’ bij Weerstandsbeleid niet te serieus. Mettes heeft daar geen patent op: ondermeer Ter Braak, Vestdijk en Nijhoff gingen hem voor. Zijn kritiek is even anarchistisch als methodisch te noemen. Anarchisme klinkt met name door in de grote verscheidenheid van onderwerpen. Wordt de ene keer de poëzie van een dichter besproken, dan is het een volgende keer slechts één gedicht of wordt alleen over een flaptekst van een bundel geschreven. Soms gaan de teksten over poëzie, andere keren ligt de nadruk meer op een associatie die uit de poëzie voortkomt.

Bovendien is een goed deel van Weerstandsbeleid, zeker naarmate Mettes’ einde nadert, steeds meer gevuld met flarden die niets of maar zijdelings met nieuwe kritiek te maken hebben. Uitstapjes zoals naar Hölderin en Levinas, naar frasen (zoals ‘voetbal is kunst’ en ‘meiden percipiëren lezen als funactiviteit’) die hij niet meer wilde horen en zijn top 10 van populaire muziek, ze nemen hand over hand in aantal toe. Als je die uitstapjes als kritiek wilt zien, neigen sommige naar de neokritiek waarvan Mettes zich bij zijn literatuurbesprekingen juist onderscheidt.

N30+
Bezijden de vraag hoe blijvend (data op) internet is, kunt je de vraag stellen in hoeverre de publicatie van het blog van toegevoegde waarde is, gezien het informatieverlies (beeldmateriaal, links, discussies e.d.), temeer Mettes’ project nooit gecompleteerd is. Waarom een boek kopen als het in zijn meer interactieve vorm op internet vrijelijk beschikbaar is? Zijn de vijf aan Weerstandsbeleid toegevoegde academische essays van Mettes daarvoor afdoende? N30+ is echter een geheel andere kwestie.

Naast twee eerder gepubliceerde cycli, beslaat het leeuwendeel een 114 bladzijden tellend prozagedicht N30. Dat is te omschrijven als een dichterlijke variant op Valery’s Monsieur Tête. Het balanceert tussen een fragmentarische aaneenschakeling van extatische kretologie, oneliners en platitudes, én raak aaneengeschakelde zinnen met taalvondsten, interessante ideeën en mooie beelden. Min of meer overeenkomstig met zijn beeld van de wereld: een wereld die bestaat zoals je die kent als je over straat loopt, ‘wat niet de vorm van een anekdote is, maar een dynamische assemblage’, verwoordt hij in een e-mail aan zijn vriend, de dichter/componist Samuel Vriezen.

Assemblage
Mettes wilde ook een episch gedicht schrijven, maar omdat Mettes geen narratief gebruikt maar zinnen assembleerde, is het geëngageerde gedicht daardoor satirisch geworden. Ontstaan in de schaduw van de protesten tegen de Wereldhandelsorganisatie eind 1999, achtte Mettes verandering mogelijk, maar, schrijft hij ‘als de grondtoon van dit werk meer wanhopig dan utopisch klinkt, dan komt dat niet per se door de reeks catastrofen die ons sinds 1999 steeds dieper in een rechtse nachtmerrie hebben gestort, – een nachtmerrie waar het werk evengoed rekenschap aflegt – maar omdat mijn hoop vooralsnog leeg blijft’.

De grondtoon is inderdaad weinig utopisch; het geluid van een gepornoficeerde, geweldadige, narcistische, populistische en sterk kapitalistische maatschappij klinkt door in N30. De Golfoorlog, Palestina, en de oorlog tegen het terrorisme, WOII en de jodenvervolging zijn thema’s die steeds terugkeren. Een willekeurige passage leest als volgt:

O ironie! Laten we emigreren!
Het leger vuurt traangas af op winkelende Palestijnen. En luid hinniken de hymnen aan de god die jou, lezer, blind en gebonden, in hun armen heeft doen vallen. Wat de nar belooft… Er is een dier-worden van mensen, maar geen mens-worden van dieren. Bewijs: mijn grote tieten. Daar kun je ook heel genuanceerd over doen. Hoewel ik stomdronken ben en moe. Waar lopen we op? De onbereidheid tot sterven is niet alleen symmetrisch met de professionalisering en technocratisering van de oorlogsmachine; ze weerspiegelt de organisatie van een schimmige, transnationale soevereiniteit, die niet langer opofferingsgezindheid eist van haar onderdanen, maar hen in tegendeel verplicht tot leven. Hier (tegenover de zee in de winter) heb ik Herman Gorter gelezen.

De Mei van onze tijd?
N30 heeft in zijn noviteit wel iets weg van de Mei (1889) van deze Gorter, die daarmee de poëzie opnieuw ‘uitvond’. Mettes prozagedicht is zo nieuw dat hij er de term ‘nieuwe zinnen’ aan verbond.  Radicaal nieuw is het echter niet. Enkelen gingen Mettes op andere schaal voor, Pound bracht zinnen uit de wereldliteratuur in zijn Cantos samen en Kees ’t Hart – in de Groene Amsterdammer lyrisch over Mettes Nagelaten Werk – deed een al een niet-geëngageerde duit in dit zakje met ‘Spiegel’ uit Ik weet nu alles weer, al speelt het gedicht zich af op woordniveau, in plaats van op het zinsniveau van Mettes. Of met N30 een nieuwe literatuur gesticht wordt, hangt af van de mate waarin het wordt nagevolgd. De tijd zal het leren.