Jan en Johanna zitten nog altijd aan hun favoriete tafel
Anno 2011 is Jan Mulder al veel langer schrijver/mediapersoonlijkheid dan dat hij ooit voetballer was. Het is het lot van de topsporter: met pensioen gaan op een leeftijd waarop het leven voor anderen nog moet beginnen. Dat lot draagt Jan Mulder met verve: als columnist en sidekick is hij al decennialang een scorende spits. Maar tegelijk is er de weemoed, de wetenschap dat het nooit meer zo mooi wordt als toen bij Chez Stans.
De mediahype was even kortstondig als goed georkestreerd: in het najaar van 2010 verscheen er een boek óver Jan Mulder (een stoeptegeldikke biografie) en een boek ván Jan Mulder, Chez Stans. Naar dat laatste boek werd door velen reikhalzend uitgekeken: het boek van de schrijver Mulder over de voetballer Mulder moest nu voor eens en voor altijd zijn voetbalcarrière aan de nevelen van het verleden ontrukken. In de tijd dat de wedstrijden van de grote club Anderlecht de Nederlandse televisie nog niet haalden, maakte een knaap uit het verre Winschoten het ene doelpunt na het andere. Tegelijk leerde ‘Yann Mudlér’ buiten het veld het mondaine stadsleven kennen, om er meteen hopeloos verliefd op te worden.
Memory lane
Mulder neemt de lezer mee op een zoektocht in het geheugen van de Jan Mulder van vandaag. A trip down memory lane, die loopt van een jeugd in het naoorlogse Winschoten, via de ‘wreeftrainingen’ van de legendarische WVV-jeugdcoach Engel Wubs (bijnaam: de oude Mongool) tot bij Chez Stans, hartje Brussel, een stad die in de herinnering van Mulder in de jaren zestig Parijse allure moet hebben gehad.
De schok kan moeilijk groter geweest zijn voor de Grunnegse jongen die Mulder op de foto’s op het omslag nog is. Nét van school en samen met zijn ravissante vriendinnetje Johanna neergepoot in een mondaine wereldstad. Maar Mulder leert snel, zo leert ons een reportage uit de Winschoter Courant uit 1965:
Jan Mulder lijkt het leven in het bruisende Brussel al aardig onder de knie te hebben, wanneer wij hem op zijn eerste dag in de Belgische hoofdstad opzoeken. Jan beweegt zich vlot tussen de grote vedetten van de paars-witten in de gezellige kantine van de club alsof hij nooit anders gewend is geweest. Hij maakt hier en daar een praatje met een Jef Jurion of Pol van Himst en speelt na de gezamenlijke maaltijd kaart.
Echte schrijver
Buiten het veld paste Jan zich al even soepel aan. Met dank aan Chez Stans, het restaurant in de Rue des Dominicains, waar Mulder kind aan huis wordt. Schrijver Mulder wordt weemoedig als hij schrijft over de wereld van de artiesten en sterren waarin hij verkeerde, de vrouwen die zich van hun begerenswaardigheid bewust waren, de wijn, de successen, de fanclub… Het enorme aantal anekdotes getuigt van Mulders uitstekende geheugen, óf van die typische schrijversneiging om de waarheid altijd een klein beetje op te poetsen. Het moet hoe dan ook een prachtige tijd zijn geweest voor de Muldertjes in Brussel. Als je Chez Stans tenminste moet geloven. Narigheid komt maar zelden op Jans pad, en als het er is, dan betoont de schrijver zich plots de luchthartige tv-persoonlijkheid, die graag uitgesproken vrolijk of boos is, maar voor wie het verdriet geen onderwerp lijkt te zijn.
Chez Stans is geen klassieke voetbalbiografie. De chronologie is soms ver te zoeken; het vertelde heden bevindt zich dan weer eens in 1965, dan weer in 2010 en dan weer heel ergens anders op die tijdlijn. De lezer moet opletten, maar Mulder heeft zijn eigen sprongen uitstekend onder controle. De suggestie van een stream of consciousness van een melancholieke ex-voetballer wordt hier en daar gewekt, maar het boek zit strakker in elkaar dan je denkt. Daarmee triomfeert de oude Mulder over zijn baardeloze alter ego op het omslag; de Anderlecht-spits met de babyface en de zwakke knie is een echte schrijver geworden. Zoals het een goeie biograaf betaamt, keert hij in 2010 nog eens terug in de Rue des Dominicains. Als hij bij Chez Stans naar binnen kijkt, ziet hij zichzelf zitten.