Woorden en dromen
Je hebt vast al over hem gehoord, je hebt hem op de longlist voor de Booker Prize zien staan, je kunt niet om hem heen. De kranten staan er vol van, de schrijver is ineens overal aanwezig. James Meek, sterjournalist van The Guardian, schreef eerder al twee romans en twee verhalenbundels, maar lijkt nu op literair gebied definitief door te breken met Uit liefde van het volk.
Wankel machtsevenwicht
En Uit liefde van het volk is ook een prachtig boek. Het speelt in 1919. De Eerste Wereldoorlog is in Rusland naadloos overgegaan in een burgeroorlog tussen de Roden, de communisten, en de Witten, die steun krijgen van de voormalige Entente. In Siberië, ver van de bewoonde wereld, is nog een Tsjechisch Legioen achtergebleven, dat vecht tegen de Roden en dat de hele transsiberische spoorlijn in bezit heeft, “[e]en rijk van 9000 kilometer lang en 2 meter breed”. Het dorpje waar ze zitten, Jazyk, is een soort commune van een religieuze sekte van castraten. Het evenwicht tussen de Roden, net buiten het dorp, de Tsjechen en de skoptsy, de castraten, is wankel maar in balans. Tot de geheimzinnige vreemdeling Samarin verschijnt.
Extreme idealen
Uit liefde van het volk is een boek over ideeën en idealen, en het extremisme waar deze toe leiden. “Pas als mensen probeerden woorden weer om te zetten in dromen werd het een moeizaam karwei.” De skoptsy wensen een beter en rustig leven, verlost van de zonde, en ze zijn er van overtuigd dat zij, door “de sleutels van de zonde in het vuur te werpen”, engelen van God geworden zijn. Een extreme oplossing, die ook nog eens niet echt blijkt te werken: de (onrustgevende) liefde verdwijnt er niet mee uit hun leven, zoals hun leider Balasjov merkt. De Tsjechische kapitein Matula, gebrandmerkt door de oorlog, droomt er van in Jazyk een klein Tsjechisch rijk te stichten. Het pas ontstane Tsjecho-Slowakije heeft immers, net als elk fatsoenlijk Europees land, behoefte aan koloniën en zijn droom gaat zo ver dat hij zijn manschappen niet naar huis wil laten gaan en ze voorliegt over de berichten die uit Praag komen. De Roden die Jazyk omsingelen gaan zo op in hun ideaal van de proletarische revolutie dat ze blindelings hun orders opvolgen. De climax die met de aanval van de Roden op Jazyk komt, verloopt voor niemand positief en lijkt wel een straf voor hun onbuigzame gedachten.Maar wie is wie precies, en wat is goed en wat is fout op deze van de bewoonde wereld afgesloten ijzige vlakte? Dikwijls nemen de personen poses aan en de vele subtiele, verrassende plotwendingen zetten de gebeurtenissen steeds in een ander daglicht. Het veranderend begrip van en voor de (ideeën van de) groepen en personages onderling brengt Meek over op de lezer, die daardoor steeds zijn oordeel moet blijven bijstellen.
Zwart-wit denken
Meek lijkt daarmee te pleiten voor een minder zwart-wit denken, voor een open instelling. De enige in het dorp die dat benadert is Anna, die bekend staat als de oorlogsweduwe en dorpshoer. Hoewel ook zij lang niet alles begrijpt, heeft ze nog wel liefde in haar hart en gevoel in haar donder. Met haar loopt het dan ook relatief goed af. Meek keurt duidelijk het extremisme af, zonder een voorkeur voor of speciale afkeer te hebben van een van de groepen. En dat is een boodschap die erg actueel is. Idealisme is op zich geen slecht goed, maar verblinding erdoor is verwerpelijk.
Vroeger, in 1918, waren de Roden mensen die in het bezit waren van een Idee. Nu bezat het Idee mensen en pantsertreinen en land. Van het beetje dat Mutz ervan wist, maakten degenen die het Idee vroeger bezaten er nog steeds ruzie over wat dat Idee nu eigenlijk was; en nu het Idee zelf mensen en pantsertreinen bezat, zou het dat geruzie waarschijnlijk niet lang meer toestaan.
Woorden als galopperende paarden
Ondanks dit zware thema is Uit liefde van het volk geen onleesbaar of moralistisch boek. Het is erg boeiend en genuanceerd opgebouwd en doordat de lezer lange tijd niet weet wat er precies gebeurt en wie wie eigenlijk is, ontstaat er menig schokeffect. Het taalgebruik in het boek is werkelijk fantastisch. Meek schrijft heel origineel, en toch vloeiend en dwingend, een perfecte combinatie. Vaak schrijft hij zo kernachtig dat belangrijke ideeën in een of twee zinnen duidelijk zijn. En die zinnen steigeren en briesen als de paarden waar de trotse Russische huzaren op rijden, waar kapitein Matula zo dol op is en die in groten getale in de oorlogen gesneuveld zijn. De taal zindert en snijdt, waardoor de ijzige sneeuwstormen bijna voelbaar zijn, en de donkere woorden kleuren de slechte mensen in. “Samarins smalle gebruikte gezicht was een zwaard van laatdunkendheid en een zwenkende geest vol ongeduld. Zijn blik verliet zijn gezicht, kon wat hij zag aanraken of strelen, erin porren of eraan krabben.”Maar het boek gaat ook over liefde. Het is een stuk geschiedenis, het is een beschouwing over de donkerste kanten van de mens. De grootste prestatie van Meek, wiens reportages over Irak en Guantanamo Bay vorig jaar belangrijke prijzen wonnen, is dat hij een boek schreef dat zo groot, zo genuanceerd en zo interessant is dat elke recensie het tekort doet. Gewoon lezen dus!