Boeken / Fictie

J.J. ten Kate als Maori

recensie: J.J.L. ten Kate - Eerste liefde

De literatuurgeschiedenis bestaat uit niet meer dan kasten vol ongelezen boeken. De schrijvers die overleven doen dat alleen nog maar in vage anekdotes, van Vestdijk (stofzuiger) tot Mulisch (neus). Zo kan het gebeuren dat de negentiende eeuwse domineesdichter Ten Kate (1819-1889) als enige van zijn generatie nog steeds bekend is, louter doordat Van Eeden onder het pseudoniem Cornelis Paradijs een zeer geslaagde parodie op hem schreef, die beter bekt dan alles wat hij zelf ooit geschreven heeft. Van Eeden is nu totaal vergeten, Ten Kate leeft voort, enigszins dan, en is voor de derde maal in relatief korte tijd onder het stof vandaan gehaald.

Verantwoordelijk daarvoor zijn Gerrit Komrij en zijn Sandwich-reeks, fraai uitgegeven bundeltjes eigentijdse en antieke poëzie. Dat Ten Kate daarin een plaats verwierf is meer dan terecht, al was het alleen maar door zijn statuur in de negentiende eeuw. Een contemporain overzichtswerk merkt over hem op: “Zijne heerschappij over de taal als schrijver en spreker, zijne ongemeene talenten als dichter en poëtisch vertolker, en zijne zoo zeldzame gave der improvisatie zijn overbekend.” De man was iemand, vertaalde alle groten en verwierf zelf enige rebelse faam met het tijdschrift Braga.

J.J.L. ten Kate (door: Bartholomeus J.W.M. van Hove. Rijksmuseum, Amsterdam)
J.J.L. ten Kate (door: Bartholomeus J.W.M. van Hove. Rijksmuseum, Amsterdam)

De poëzie die uit zijn handen kwam werd in zijn eigen tijd door giftige geesten al weggezet als rijmelarij en dat oordeel is sindsdien niet milder geworden, ondanks het rehabilitatiewerk van iemand als Anton Korteweg en de gedichten die Komrij opnam in zijn Dikke.

Ten Kate lezen we nu hooguit nog zoals we Bilderdijk lezen en Tollens, als camp. Komrij schrijft in zijn inleiding dan ook dat het maken van een bloemlezing uit het slechtste van Ten Kate bijzonder verleidelijk is. Toch wil hij daar niet aan toegeven. In zijn visie mag je best dergelijke humoristisch bedoelde verzamelingen aanleggen, maar dan alleen in een literatuur rijker dan de onze, waar “nepdichters eerder als een bliksemafleider en antidotum worden ervaren. (…) De schatkamer verblindt te zeer en er is soms behoefte aan een berghok.”

Bij ons is dat anders:

Dat Nederland geen succesvolle cultus kent van idiote poëzie, vormt het bewijs dat het niet over een rijke literatuur beschikt. Er bestaat geen behoefte aan contrast en tegengif. Beroerde poëzie herinnert wellicht juist te pijnlijk aan het gemiddelde niveau. Of men ziet idiote poëzie zonder knipoog aan voor eersteklas poëzie – ook een oplossing.

Dat juist Ten Kate door Van Eeden werd vereeuwigd, komt volgens Komrij doordat er zo lekker veel op zijn achternaam rijmde:

…wil iemand als Nederlands dichter de eeuwen trotseren, dan dient hij in de eerste plaats over een achternaam te beschikken waarop niets rijmt.

Arme Komrij, zo vrij en blij in de poëticale wei, met zijn geliefde aan zijn zij, klappend in zijn handjes allebei, wie kent hem niet, ja hij: Gerrit Komrij, onze dappere dichterkei. Dat op Van Eeden (“daar komt hij aangeschreden”) ook van alles rijmt, was al een teken aan de wand.

Stofzuiger

De bloemlezing die volgt is niet meer dan een bloemlezinkje. Negenentwintig gedichten, waaronder ook een aantal fragmenten, is niet echt veel als je het enorme oeuvre beziet dat Ten Kate naliet. Bij elkaar bieden ze wel een fraaie introductie tot dat werk, met voorbeelden van luchtig light verse, romantisch gekwezel, vertalingen – van onder meer Petrarca – en de Grote Greep. Het enige wat ontbreekt zijn de noten, want die heb je inmiddels wel nodig als je geen gediplomeerd neerlandicus bent.

De tijd, die grote stofzuiger van de Eeuwigheid, heeft veel van wat de mensheid ooit moet hebben aangesproken inmiddels weggevaagd, zodat we deze poëzie lezen alsof die door een Maori is geschreven: een cultureel-antropologisch avontuur, signalen uit een wereld die we niet kunnen begrijpen, omdat hij in cultuur en mentaliteit lichtjaren van ons verwijderd is. Enig besef van de eigen vergankelijkheid lijkt bij Ten Kate zelf ook al aanwezig, dat is dan toch wel weer knap en onderscheidt op zich de betere schrijvers van de zelfingenomen poseurs die denken dat ze echt voor de eeuwigheid zijn:

Zijn er in ’t verschiet
Elyzeese dreven.
Waar ’t gebroken Lied
Zingend zal herleven?
Waar de bloem zich windt
Uit verstorven stengel?
En de bloeiende Engel
Uit het dode kind?

Tegelijkertijd verscheen ook deel 11 uit de Sandwich-reeks: Willem Thies • Toendra • Uitgever: 521 • Prijs € 16,90 • 47 pagina’s • ISBN 9049970192