Boeken / Fictie

Motorrijden is de beste therapie die je je kan wensen

recensie: Scooterdagboek

“De Utrechtse dichter Ingmar Heytze lijdt aan hodofobie ofwel reisangst.” Dat is de eerste regel van de flaptekst. Meer dan dat hoef je niet te weten, en veel meer dan dat kóm je ook niet te weten. Ingmar Heytze noteerde in het piepkleine Scooterdagboek alle pogingen tot reizen die hij tussen 19 maart en 21 juni 2005 ondernam.

Hoe hij aan zijn reisangst komt, weet Heytze niet. Waar hij wel achterkwam, is dat alle cognitieve gedragstherapieën die hij tot nog toe volgde, weinig structureels aan zijn angsten veranderden. Scooterdagboek begint op het moment dat Heytze zijn Witte Schicht, een parelwitte bromscooter, inruilt voor het Zwarte Schaap, een Vespa Granturismo. Dat is van belang, omdat Heytze gezeten op een motorrijtuig zijn fobie wél succesvol te lijf kan gaan.

~

Bijna elke dag stapt de dichter op zijn Vespa, verlaat hij zijn woonplaats Utrecht en probeert hij zover te komen als mogelijk is zonder geveld te worden door een plotseling de kop opstekende paniekaanval. Hilversum en Amersfoort zijn voor een verlamde reiziger als Heytze haast exotische namen. Hij kan er in het begin van Scooterdagboek alleen maar van dromen om daar zonder zweetdruppel te geraken. Het bereiken van de zee, zijn grootste wens, blijft vooralsnog een utopie.

Motortherapie

Het verschil met treinreizen is voor Heytze dat hij op zijn scooter de zaken in eigen hand heeft. Bovendien vergt het rijden zoveel concentratie dat hij er minder snel aan denkt om in paniek te raken. “Motorrijden is niet rustgevend, het dwingt rust af. Een betere therapie kan ik me niet wensen”, schrijft hij. In steeds groter worden cirkels rijdt Heytze om Utrecht heen; zo weet hij zijn angst steeds meer te bezweren. Het proces vindt op een gegeven moment een stimulans in de diefstal van Heytzes Vespa. Naast al het verdriet is er de vergoeding door de verzekering van een maand aan motorhuur. Heytze krijgt de kans om op een Yamaha TDM van 900 cc te rijden. Maar ook op een Suzuki Bandit en een 800 cc Suzuki Intruder. Hoe sneller het voertuig, hoe verder hij van Utrecht afkomt en hoe beter het gaat, zo lijkt het.

Op geen enkele manier lukt het Heytze zijn ziekte te beredeneren. Hij kan er wat chemische processen bijhalen, hij kan vertellen hoe de fobie langzaam zijn leven overnam, maar snappen doet hij het ook aan het eind van Scooterdagboek niet. Heytze doet daarbij weinig moeite om zijn reisangst te mystificeren of zwaar aan te zetten. Hij houdt het bij openhartig, smaakvol gedoseerde zinnen en blijft ten allen tijde nuchter. Zelfs de parallel die hij trekt met de dichter Jan Hanlo – Hanlo was een groot liefhebber van motoren en reed zich in 1966 dood tegen een tractor – kan je moeilijk grootheidswaanzinnig noemen. Scooterdagboek is een mooi subtiel stukje proza. Zen en de kunst van het motoronderhoud op pocketformaat.