‘Begrijpen dat het onbegrijpelijk is’
Het centrale thema binnen het oeuvre van de Hongaarse Nobelprijswinnaar Imre Kertész is de holocaust. In zijn beroemde roman Onbepaald door het lot (1975) kijken we door de ogen van een joods-Hongaarse jongen naar de gruwelijkheden om hem heen in de concentratiekampen Auschwitz en Buchenwald. In De samenzwering (1977) is de plaats van handeling een Zuid-Amerikaanse junta. Het perspectief is verschoven naar dat van de dader, maar de kern blijft hetzelfde: de absurde logica van het totalitaire regime en de verantwoordelijkheid die wij allen hebben in die logica.
De samenzwering is een apologie die de politiecommandant Martens schrijft terwijl hij in gevangenschap zijn proces afwacht na de val van een junta-dictatuur in Zuid-Amerika. De aanklacht luidt: betrokkenheid bij de onschuldige veroordeling van en moord op vader en zoon Salinas.
Opvallend aan het manuscript van Martens is de haast voyeuristische wijze waarop hij zich over het leven van de familie Salinas buigt. Je kunt zijn betrokkenheid bij de mensen voelen, maar zijn koele uitvoerdersgeest registreert als een ambtenaar. Het is deze schizofrene houding die zijn rol in de dictatuur mogelijk maakte: “Martens erkende tijdens het opnemen van het proces-verbaal zonder gêne, vrijwillig en zelfs bereidwillig zijn misdaden, met zo’n gevoelloosheid en onverschilligheid dat het leek alsof hij geen rekenschap aflegde van zijn eigen daden, maar van die van een ander”, zo deelt zijn advocaat ons aan het begin van het boek mee.
De Eichmann-mentaliteit
Een goede verstaander herkent hier de mentaliteit van Eichmann, de kritiekloze ambtenaar van de Endlösung. Toen het tribunaal in Jeruzalem – dat hem uiteindelijk ter dood veroordeelde voor zijn rol in het nazi-regime – hem vroeg of hij geen schuld of berouw voelde, ontkende Eichmann dat, want, zo zei hij, de treinen waren altijd op tijd vertrokken, hij had zijn opdrachten altijd naar behoren uitgevoerd, dus hoe kon hij ergens schuldig aan zijn?
Salinas, die over eenzelfde houding beschikt, leest dan ook met toenemende verbazing de dagboeken van de jonge Enrique Salinas: “Overal moest hij een argument voor hebben, zelfs om te leven. Iemand die zo denkt is nog een kind, geen volwassen man.” Enrique Salinas is de absolute tegenpool van Martens, hij vergelijkt het leven in een dictatuur met ‘non-existentialisme’, met ‘een non-existerend existeren’, omdat er geen mogelijkheid is om het leven in eigen hand te nemen.
De vertegenwoordigers van de junta stellen hier tegenover de bloedeloze drogredenen zoals Martens’ meerdere Diaz ze graag bezigt: de politie is er om orde in de schepping te brengen. Voortdurend is Martens op zoek naar de logica van zijn bazen en van het regime dat hij diende, om tenslotte tot de conclusie te komen dat de logica slechts deze was: “Ik begreep dat wij alles overboord hadden gezet wat ons nog aan de menselijke wetten bond, ik begreep dat wij nergens meer op konden vertrouwen behalve op onszelf. En natuurlijk op het noodlot, op die onverzadigbare, gretige en altijd hongerige machine.” Niet dat Martens hier zijn eigen handelen ter discussie stelt: nee, het is het noodlot dat hem heeft meegesleurd.Wie zweert er samen?
In deze trant moeten we ook de ambigue lading van de titel lezen: want wie zweert er nu eigenlijk tegen wie samen? Zweren de Salinas’ samen tegen de machthebbers, zweren de machthebbers samen tegen de Salinas’, of zweert het ‘systeem’ samen tegen beiden? Kertész lijkt in elke situatie de persoonlijke verantwoordelijkheid van ieder mens te benadrukken: het lot is geen excuus, anders is er immers ook geen vrijheid.
Kertesz’ werk is een een poging om onder woorden te brengen wat de holocaust zegt over de mens en de Europese beschaving. Hij beschouwt Auschwitz niet als een incident, maar onderkent de grote kans op herhaling, die als een ‘lange, donkere schaduw van de holocaust’ over onze tijd hangt. Voor Kertesz betekent Auschwitz de werkelijke dood van god, het einde van de houdbaarheid van elk metafysisch principe. Nu moet de mens bij elke stap die hij zet zélf de morele uitdaging aangaan. In zijn essaybundel De verbannen taal zegt hij hierover dat we ons best moeten doen om te “begrijpen dat het onbegrijpelijk is”.
In die zin kunnen we De samenzwering opvatten als bevestiging van deze these. Voor Kertész representeren alle totalitaire regimes van de twintigste eeuw (hij leefde zelf lang onder het Hongaarse communisme) de holocaust. De taak van de mens is om zich teweer te stellen tegen de objectiverende logica van dergelijke regimes, om zo herhaling te voorkomen.