Boeken / Fictie

Honderd gedichten als voorbeeld van het allermooiste

recensie: Ilja Leonard Pfeijffer & Gert Jan de Vries (red.) - De 100 allermooiste gedichten van de Europese poëzie

De allermooiste poëzie is vaak goud dat zomaar op straat slingert en waaraan domweg wordt voorbijgelopen. Ingewijden doen hun best om er zoveel mogelijk het oog op te laten vallen. Er kan niet vroeg genoeg begonnen worden om kindertjes te laten merken wat er allemaal kan gebeuren op de korte baan van de taal. Voor de grote mensen is er nu De 100 allermooiste gedichten van de Europese poëzie.

De 100 allermooiste gedichten van de Europese poëzie.

In 2009 lieten Pfeiffer en De Vries al van zich horen met hun vijfhonderd stuks, waaruit de honderd van nu betrokken zijn. Echt de allermooiste? Wat voor gezag moet je hebben om dat vast te kunnen stellen? Maar de samenstellers komen ermee weg: ze hebben slechts honderd vóórbeelden van het allermooiste in petto. Daar valt mee te leven. Ook met hun keuze?

Schatplichtig
De ordening verloopt van nu naar toen. De opening is een lang gedicht uit 1996 van de Australiër (!) Les Murray en wie anders dan Homerus sluit de rij met een fragment Odyssee. De afgelopen veertien jaar is er dus niets allermooist geschapen. Het handjevol gedichten van buíten Europa, zoals ook van Cummings, Wordsworth, Drummond de Andrade, wordt ermee verdedigd dat ze aan de Europese traditie schatplichtig zijn. Dat is natuurlijk al gauw het geval: Europa is niet voor niets de Oude Wereld.

‘Blowing in the wind’ mag erin omdat Bob Dylan ‘het kind is van uitgeweken Russische joden’. Bij die ruimhartigheid zou je eigenlijk veel meer van buiten Europa moeten kunnen verwachten. Het wachten is op de honderd voorbeelden van allermooiste gedichten van de hele wereld. En al reducerend komen we dan vanzelf wel een keer uit bij dat ene allermooiste gedicht van de wereld, zoiets als het allermooiste doelpunt uit de geschiedenis van het voetbal. Toch heeft het wel charme dat de bloemlezing op die manier met enigszins vileine opzet wankel op stevige benen wil staan.

Pruimen
Maar liefst zestien gedichten zijn van landgenoten, wat een score is om over naar huis te schrijven. Hemd nader dan rok? We zullen er niet over vallen. In het pleidooi voor de poëzie tout court is zo’n beetje iedere keuze te rechtvaardigen. Alleen de kniesoor zoekt spijkers op laag water. Opvallend is een lang gedicht van Tsjêbbe Hettinga, in de Randstad geen grote bekende. Het is ontleend aan De 100 mooiste Friese gedichten en smaakt naar meer. Martin Luther zou je in dit gezelschap ook niet meteen verwachten; zijn bijdrage is niet om van je stoel te vallen.

De mooie omslag geeft Meisje met brede hoed te zien, een schilderij uit de zeventiende eeuw van Boëtius van Everdingen. Het is ook altijd een enigszins ontblote dame die moet helpen de waar aan de mens te brengen. Ze houdt een Braziliaans mandje met pruimen omhoog. Die zullen we maar als symbool zien voor de poëmen in het mandje van de bloemlezing.