Boeken / Fictie

Ratjetoe als uitzonderlijk gerecht opgediend

recensie: Hugo Claus - De wolken

Iemand gaat dood. Hugo Claus in dit geval. Gezegende leeftijd bereikt (1929-2008) en de verschrikking van Alzheimer te slim af. Oeuvre achter zijn naam met een mooi aantal toppers. Hij had als zwanenzang De wolken in de pen, maar dat kreeg hij niet meer goedschiks op papier. Weduwe Veerle de Wit en journalist Mark Schaevers gebruiken die titel nu voor een ratjetoe dat Claus niet bij het afval had gezet.

Liefde en respect voor de overledene doen de nalatenschap vlak na diens heengaan opglanzen. Soms worden er verrassingen in aangetroffen. Dat is dan heel mooi. Maar weduwe De Wit heeft per se een monument voor haar echtgenoot willen oprichten, terwijl het bij elkaar geschoffelde materiaal het monumentale van de uitgave weinig rechtvaardigt. Ze zal gedacht hebben dat je met zo’n project niet te lang moet wachten. De dood zet immers al snel een dikke punt achter een oeuvre. Een dode schrijver maakt in talkshows zijn opwachting niet meer, en dat scheelt.

Twijfel

Had Claus zelf eraan willen meewerken? Er is reden voor grote twijfel. Niets in De wolken werpt alsnog een bijzonder licht op het oeuvre. Een biograaf zal voornamelijk aantreffen wat Claus zelf al over zijn werk en particuliere bestaan geëtaleerd heeft, hoe vaak hij daarmee ook vermakelijk de hand lichtte. De weduwe kan er beter voor ijveren dat het beste en betere werk van de auteur in de winkel voorlopig beschikbaar blijft. Het riskante van een project als De wolken is dat het daarvan juist afleidt.

De wolken is samengesteld ‘Uit de geheime laden van Hugo Claus’, zoals de ondertitel wil doen geloven. Geheime laden? Dat kunnen hooguit laden geweest zijn waarvan de weduwe het bestaan niet wist. Of laden die op slot zaten en waarvan de begeerde sleutel na het overlijden opdook. Maar dat lijkt nogal sterk. Aan de teksten kleeft namelijk niets dat enige geheimzinnigheid gerechtvaardigd zou hebben. Integendeel. Waarschijnlijk had Claus alles al niet eens in laden, maar doodgewoon op zolder in bananendozen gepropt. Hij had meer dan genoeg zelfkritisch niveau om er nog iets mee te willen. 

Triviaal

Gerard Reve verzamelde al in 1984 ruim 300 bladzijden verstrooid materiaal onder de gepaste titel Schoon Schip, materiaal dat enig literair–historisch en/of stilistisch belang had. Aan de hand van die criteria zou van Claus volstaan hebben: drie in memoriams, twee interviews, een lezing over zijn poëzie en de tekstjes die hij voor de radio sprak tussen door hemzelf uitgekozen jazznummers door. Maar het schaamrood zou hij op de kaken hebben gekregen van alle tekstprobeersels, brieven, dagboeken, familiekiekjes, tekeningen, telegrammen en rekeningen die de lezer ook nog voor de kiezen krijgt.

Het is klaar als een klontje dat Claus dagboekanierde voor eigen gebruik, anders had hij er stilistisch wel beter zijn best op gedaan. Je leest dat Paul van Ostaijen al tot zijn bevrediging kwam terwijl zijn hoertje zich aan het uitkleden was. Louis Paul Boon dit en Guus Oster dat. Vriendinnen en vrouwen van Claus passeren. Je vraagt je in gemoede af waarom in vredesnaam je al dit triviaals opslobbert. Twee bestelwagens zouden niet volstaan, schrijft Schaevers, om de papieren nalatenschap van Claus te transporteren. Misschien moet dit transport maar worden afgeblazen.