Herta Müller getuigt van de Europese geschiedenis
De toekenning van de Nobelprijs voor de Literatuur aan Herta Müller in 2009 heet nog steeds controversieel te zijn. Die ophef zegt weinig over Müllers kwaliteiten als schrijver, wat het onlangs verschenen Mijn vaderland, een appelpit nog eens bewijst.
Mijn vaderland, een appelpit is het soort boek waarvan er te weinig verschijnen. Het is opgebouwd uit een serie gesprekken die Herta Müller met de Duitse journaliste Angelika Klammer heeft gevoerd. Klammer geeft Müller alle tijd en ruimte om uitgebreid over haar jeugd, haar Roemeense jaren en haar schrijfcarrière te vertellen. Mijn vaderland, een appelpit is daarmee zowel autobiografie als historisch document.
Herta Müller werd in 1953 in het westen van Roemenië geboren, dat toen onderdeel was van het communistische Oostblok. Zij en haar familie behoorden tot de Duitstalige minderheid in Roemenië, wat haar een door de nasleep van de Tweede Wereldoorlog gecompliceerde positie gaf. Veel van haar werk gaat over het geweld van het Ceauşescu-regime; Müller werd naar eigen zeggen door de veiligheidsdienst Securitate in de gaten gehouden.
Weemoed
Vijf jaar nadat haar debuut in gecensureerde vorm in Roemenië was verschenen, in 1987, vertrok Müller met haar man naar Duitsland. Vanaf dat moment zit haar carrière in de lift, maar haar beste jaar is 2009. In dat jaar verschijnt Atemschaukel, in Nederland vertaald als Ademschommel, dat voor vele prijzen werd genomineerd. En in oktober van dat jaar maakte de Zweedse Academie bekend dat Müller de Nobelprijs voor de Literatuur gewonnen had. Ophef volgde, Müller was niet groot genoeg, niet bekend genoeg, maar wie haar werk kent, moet het daar wel mee oneens zijn.
Naast – of misschien ondanks – die loftuitingen blijft Müller altijd wat weemoedig, je zou dat ook neerslachtig kunnen noemen. Haar kindertijd, voor zovelen een bron van geluk, van naïef idealisme, wordt gekenmerkt door de geest van het verleden – van oorlog en vervolging – die zich over alles uitstrekt. Müller vertelt over zichzelf als een angstig kind, dat zich ‘beklemd’ en ‘benauwd’ voelt bij te weidse uitzichten en de natuur als haar vijand ziet. Haar moeder, ‘verhard en kapot’ door de vijf jaren die ze in een Russisch werkkamp doorbracht, sloeg haar jonge dochter – ‘redenen waren er altijd wel’.
Ze dwong haar leven in een genadeloze normaliteit en daar hoorde van haar kant het slaan bij en van mijn kant de afstomping en het verwisselen van waardigheid en vernedering.
Menselijke conditie
Als er één ding duidelijk wordt in Mijn vaderland, een appelpit, is het wel hoe goed Herta Müller zicht heeft op de duistere kanten van de menselijke conditie. Zoals al haar werk is dit boek weer genadeloos, maar ook wat aan de taaie kant: her en der kabbelt het gesprek wat al te ver weg van interessante ideeën. Sinds 1982 vertelt Müller verhalen over essentiële facetten van de Europese geschiedenis, die altijd zowel persoonlijk als politiek zijn. Bij een auteur van haar formaat horen boeken als Mijn vaderland, een appelpit.