In balans met de hongerengel
.
1 gram brood
En zo ontrukt Herta Müller een donkere periode aan de vergetelheid. In een poëtische, maar concrete vorm beschrijft ze het kampleven van haar hoofdpersonage, Leopold Auberg. Vijf jaar brengt hij door in het kamp. Het grootste gedeelte daarvan wordt in beslag genomen door de praktische noden waartoe het kampleven hem dwingt: hoe vul je je maag met tweemaal per dag koolsoep zonder kool en hoe mat je jezelf niet te veel af bij het kolen- of slakkenscheppen. Want je weet: ‘1 schep = 1 gram brood’. Met al zijn macht probeert Leo een zekere balans te houden. Soms ligt die balans in hemzelf, zoals bij het kolenscheppen met de ‘harteschop’, soms zoekt hij die buiten zichzelf, zoals wanneer hij een ademschommel tracht te vinden:
Bij het appèl trainde ik mij om mezelf te vergeten terwijl ik in de houding stond, en het in- en uitademen niet van elkaar te scheiden. En mijn ogen omhoog te draaien zonder mijn hoofd op te heffen. En aan de hemel een hoek van een wolk te zoeken waaraan je je botten kon hangen. Als ik mezelf was vergeten en de hemelse haak had gevonden, hield die me vast.
Hongerengel
Omstandigheden en objecten waarmee Leo te maken heeft, duidt hij zoals de primitieve mens dat moet hebben gedaan. Hij heeft geen enkele controle op de situatie, maar wel de wetenschap dat de honger te erg kan worden, dat ziekte en uitputting op ieder moment toe kunnen slaan. Daardoor gaan die grootheden een eigen leven leiden. Om te overleven, moet hij de hongerengel in de ‘veloverbeentijd’ zien te misleiden: ‘Ik zal zijn weegschaal bedriegen wanneer de hongerengel mij weegt. Net zo licht als mijn gespaarde brood zal ik zijn. En net zo moeilijk te bijten.’
Müller schrijft schitterend over Leo’s beleving van zoiets onelegants als cement of het ritme van het kolenscheppen. Hij dwingt zichzelf het aangename te zoeken, om de geuren van de fabriek in zijn voordeel te herinterpreteren:
Het lukte mij om aangenaam verslaafd te raken, omdat ik de substanties niet wilde toestaan giftig over mij te beschikken. Aangenaam verslaafd betekent niet dat ik mij ermee verzoende (…) Noodzakelijk en een foltering, omdat ik ze geloofde hoewel ik wist waarvoor ik ze nodig had.
Het is Leo’s intuïtieve reactie om de kampellende geestelijk te kunnen verdragen. Müller verpakt zijn strijd in een overvloed aan poëtische beelden. Die blijven echter te allen tijde reëel; intuïtief voelt de lezer aan dat het zo kan gaan, dat deze banale objecten en omstandigheden op deze mythische manier door de geest geduid kunnen (of misschien: moeten) worden. De combinatie van die concrete poëzie met Leo’s verbeeldingsstrijd maakt Ademschommel een uniek werk.