Boeken / Fictie

Geouwehoer zonder Gods zegen

recensie: Herman Stevens - Moederziel

Herman Stevens schreef met Moederziel zijn “meest ambitieuze roman”, aldus de flaptekst. Een nobel streven, maar het pakt helaas niet goed uit. De poging om het leven van een puberende jongen in de jaren zestig van de vorige eeuw te beschrijven verzandt in wijdlopige en vaak saaie beschrijvingen. Vreemd, want in feite komt er in korte tijd nogal wat op de jongen af.

“Veel mensen leven in de overtuiging dat de rest van de wereld op hun verhaal zit te wachten. Een misverstand.” Zo verwoordde literair agent Paul Sebes een tijdje terug in een landelijk tijdschrift zijn visie op de vele ambitieuze schrijvers die in vaak ellenlang proza hun eigen ik in de etalage zetten. De belangen van Herman Stevens zullen, getuige zijn roman Moederziel, waarschijnlijk niet door Sebes worden behartigd. Want in welke mate het verhaal van hoofdpersonage Wessel de Roos dan ook geënt mag zijn op het leven van Stevens zelf, het is een typisch voorbeeld van een boek waar Sebes tegen ageerde.

Spaanse danser

~

Welke geschiedenis wordt in Moederziel ontvouwd? In 1968 gaat de dan twaalfjarige Wessel samen met zijn moeder in haar balletschool wonen, nadat zij niet langer heil ziet in een toekomst waar Wessels vader ook deel van uit maakt. Wessel is een slimme jongen die op de drempel staat van zes lange jaren gymnasium, maar over een rijk gevoelsleven beschikt hij niet. Erg veel gedachten over een toekomst waarin hij zijn vader niet veel meer zal zien, heeft hij in ieder geval niet. Wel raakt hij al snel in de ban van zijn nieuwe leven op de middelbare school, en vooral van alle meisjes die altijd in de balletschool aanwezig zijn om lessen te volgen bij zijn moeder. De wereld van de seksualiteit openbaart zich aan hem, en niet altijd op even zachtzinnige wijze. Wessel ziet kort nadat ze in de balletschool zijn getrokken bijvoorbeeld hoe zijn moeder bestegen wordt door een bronstige Spaanse danser, “terwijl diens lid als een drijfstang tussen zijn moeders dijen steekt”. Kort voor deze scène is Wessel al geconfronteerd met een jongen die uit het niets zijn geslacht uit zijn broek haalt, masturbeert, en vervolgens Wessel min of meer dwingt hetzelfde te doen. Wat dit alles met de jonge Wessel doet blijft gissen voor de lezer, wat eigenlijk typerend is voor en tegelijkertijd het mankement is van Moederziel: het gebrek iets te laten zien van wat zich onder de huid van Wessel afspeelt.

Kitscherige dromerigheid

Het moet toch een wirwar van gedachten bij hem zijn, met de onzekerheden die hij heeft over zijn schoolprestaties, over de scheiding van zijn ouders, de half ontblote meisjes die in de balletschool dagelijks om hem heen dartelen, over zijn veel oudere vrienden die zich (geheel in de tijdsgeest van de late sixties) overgeven aan drank en drugs en daarnaast nog over zijn prille liefde voor Saskia, met wie hij voor het eerst het bed deelt. Maar helaas, de weerslag van deze verzameling kolkende nieuwe indrukken is een kabbelend relaas, waarbij Stevens pagina’s vult met uitputtende beschrijvingen van gebeurtenissen die niet veel zeggen over de ten tonele gevoerde karakters of over enige reflectie van Wessel zelf. Als Wessel samen met zijn liefje in Den Haag een druk plein oversteekt en alleen nog maar oog voor haar heeft in plaats voor het voorbijrazende verkeer, noteert Stevens: “Auto’s stopten toch wel voor hen. Het geluk stond aan hun kant.” De kitscherige en geforceerd overkomende dromerigheid van deze zin staat model voor de manier waarop Stevens de lezers van Moederziel voortdurend probeert in te palmen.

Daarnaast is het boek te dik. Het lijkt alsof Stevens al voor aanvang van het schrijven van Moederziel heeft besloten een fiks aantal pagina’s te wijden aan Wessels relaas, terwijl het onderwerp er zich eigenlijk niet voor leent. Het snoeien van zo’n honderdvijftig pagina’s zou de kwaliteit van het werk waarschijnlijk ten goede komen. Nu is het, om Reve aan te halen, vaak geouwehoer. Maar dan zonder dat Gods zegen er op rust.

Majestueus

De flaptekst wijst in zijn lofzang op het boek ook op de “majestueuze Nina Fischer”, waarmee Wessels moeder wordt bedoeld. Natuurlijk is zo’n flaptekst ordinaire verkoperspraat, maar het beeld dat van Nina Fischer bestaat na lezing van Moederziel, staat in dit geval wel erg ver af van het “majestueuze” waarmee ze wordt aangekondigd. Wel laat Stevens haar op zowat iedere pagina een nieuwe sigaret opsteken, maar of dat nu zo’n onuitwisbare indruk moet maken? Nina Fischer is niet het enige personage van wie na driehonderddertig pagina’s een eendimensionaal karakter bestaat. Zelfs met de gedachtengang van Wessel, over wiens schouder je toch al die tijd hebt meegekeken, heb je maar weinig affiniteit als hij op de laatste pagina’s van het boek vertelt wat hij nou eigenlijk echt wil. En daarmee is Moederziel een dik, maar tegelijkertijd mager boek.