De macht van liefde die voorbij gaat
De ellende van een echtscheiding. De onvoorstelbare woede en haat die er kunnen ontstaan bij twee mensen die eens geliefden waren. Herman Leenders schrijft erover in De Echtbreukeling, een boek dat op brute wijze het moment blootlegt waarop liefde plaatsmaakt voor haat.
K. is een wat ellendig figuur. Hij is schrijver, maar de laatste keer dat er iets van hem werd gepubliceerd is niet duidelijk. K. is jaloers op mensen die wél schrijven, bij wie de woorden gewoon komen bovendrijven. Behalve schrijver is hij ook echtgenoot en vader, een positie die pas belangrijk wordt als hij hem dreigt te verliezen. Vanwege zijn wat puberale ontevredenheid is K. geen personage met wie je meeleeft als hij door een zeer pijnlijke echtscheidingsprocedure gaat. Heeft hij het ook niet aan zichzelf te wijten? Dat het boek evengoed aangrijpend en ontroerend is, is te danken aan de kracht en snelheid waarmee Leenders zijn verhaal vertelt.
Knoop in je maag
K. is getrouwd met Frida, en vroeger hadden ze het heus wel fijn. Maar met de jaren is zij steeds neurotischer geworden, hij meer en meer ongelukkig, en het bed steeds groter. Je zou denken dat een scheiding dan voor allebei de juiste oplossing is, iets waarmee je de ander een plezier doet. Maar Frida maakt het K. niet gemakkelijk. Hij verlaat zijn huis, hij ziet zijn kinderen amper, maar nog is het niet genoeg; Frida lijkt K. kapot te willen maken.De verwijten van Frida zijn eindeloos. Dat zijn boeken belangrijker voor hem zijn dan zij, dat hij nooit kan toegeven dat hij fout zit, dat hij nooit naar haar luistert. De monologen van Frida waarin ze tegen K. tekeergaat en hem vertelt wat er allemaal mis is aan hem zijn zo ontnuchterend, zo verschrikkelijk echt dat het lezen ervan bijna een maagkramp veroorzaakt. Een uitgeschreven ruzie waarbij onredelijkheid en zelfbeklag troef is, is geen pretje om te lezen. Zeker als het pagina’s lang doorgaat.
Je hebt gezegd: ik ben je gezaag beu. Het zit in mijn kop dat je dat hebt gezegd. Ik leef al acht uur met dat verwijt. Je hebt dat gezegd. Zwijg. Ik heb acht uur geleefd met die woorden. Voilà! Jij kunt ook dingen rechtzetten maar je doet het nooit. Nooit. Nooit. Nooit. Ik heb nooit de gelegenheid om dingen recht te zetten. Dat kan gewoonweg niet bij jou. En al die dingen waar jij voor wegloopt, dat zijn dingen die je jezelf aandoet. Ik sta daar buiten. Ik kan daar niets tegen inbrengen.
Ontsnappen aan de terror-echtgenote
Dat K. op een mooie dag besluit Frida voor eeuwig het zwijgen op te leggen blijft gedurende het hele boek een mogelijkheid. Maar het gebeurt niet. K. gaat door een verschrikkelijke depressie, hij wordt weer verliefd, en altijd op de achtergrond is daar Frida die zijn leven terroriseert. De taal van Herman Leenders, Vlaams dichter van onder andere de bundel Ogentroost, is zo krachtig en beeldend dat het boek een extra gelaagdheid krijgt. Het is de taal die het gemoed en de gevoelens van K. aan het papier doen vastkleven, en de wijze waarop dat gebeurt is zo pakkend en fascinerend dat je de terreur – Frida en de daarbij horende maagkrampen – voor lief neemt.
De voldoening van K., zijn zoete wraak, ontvouwt zich op de laatste paar pagina’s. Maar Leenders heeft in zijn boek al zo’n eindeloze droefenis geschapen, zulk uitzichtloos cynisme, dat ‘eind goed al goed’ al lang geen optie meer is.