Verloren speelgoed, gevonden herinneringen
.
De gedichtenbundel bestaat uit twee langere gedichten, Wat al niet en Maar later. In het midden een verzameling van vijfentwintig korte en langere gedichten onder de noemer Verloren speelgoed. In dat gedeelte bevindt zich het mooiste van Tentijes bundel. In toegankelijke, verhalende poëzie vertelt hij over knikkers, een speelgoedpaard of een haspel met prikkeldraad die hij gevonden heeft op het strand. De kleine ik-figuur is een jutter, een jongetje dat schroefjes en schelpjes in zijn jaszakken bewaart omdat het zo mooi tinkelt of misschien nog ooit van pas kan komen. De tijd staat stil, en het jongetje gaat op in zijn spel.
In het laatste gedicht, Maar later bouwt het jongetje een hut in een voormalige geschutskoepel in de duinen. De tijd gaat eerst nog langs hem heen, maar al gauw merkt hij dat hij op iets wacht:Geen einde voor ogen, geen begin, alleen
die hang naar wat eens komen zou –
Hij wacht op opgroeien, op groot worden en volwassen zijn. Het speelgoed heeft geen nut meer en wordt achteloos neergesmeten. De herinneringen die het speelgoed vervolgens oproepen staan al eerder beschreven, en daarom is het einde van de bundel alsof je de gedichten in de verkeerde volgorde hebt gelezen.
De poëzie van Tentije is bij vlagen heel herkenbaar, maar laat lang niet altijd genoeg mysterie over om de gedichten ook van het papier te laten opstijgen. Als het gedicht uit is, is de herinnering ook weg. Dat is jammer, maar niet onoverkomelijk. Zolang het tijdens het lezen maar opstijgt. En dat doet het.