Kromzwaard of pen?
‘Vrolijke bespiegelingen over de tijdgeest’, zo noemt Gerrit Komrij de stukken die gebundeld zijn in Morgen heten we allemaal Ali. Daar valt weinig op af te dingen, ook al is Komrijs blijmoedigheid de feestelijke verpakking van opnieuw een niets en niemand ontziende schrijfexercitie.
Het grootste gelijk krijgen zij die niet per se hun gelijk willen hebben. Dat hoef je Gerrit Komrij niet te vertellen. Komrij schrijft: ‘Luiheid en onverschilligheid vormen de smeerolie van de maatschappelijke discussie, of liever gezegd van wat doorgaat voor maatschappelijke discussie: niets hoeft meer gedefinieerd te worden’ en je knikt al instemmend voor de zin helemaal gelezen is. Het gelijk volgt Komrij als een nederige slaaf. Een slaaf die eigenlijk toebehoort aan de retoriek.
Dominee en dichter
‘Polemiek streeft niet naar waarheid, polemiek streeft naar gelijk’, dat heeft Komrij goed gezien. Maar ook de beste polemist kan zo drammerig zijn, dat waarheid en gelijk als doel overeen lijken te komen. Zelfs de man die schrijft met het bloed dat drukinkt heet, komt dan weleens al te gelijkhebberig over. Je vreest er even voor, bij het lezen van Morgen heten we allemaal Ali, dat Komrij met het ouder worden niet zozeer mild, maar zeurderig wordt.
In het eerste stuk van de bundel, de Ruigoord-lezing ‘Het verraad van mijn generatie’, herhaalt Komrij het woord ‘verraad’ zo vaak dat het je gaat tegenstaan. Wie naar de lezing luistert op YouTube ziet veeleer een dominee dan een dichter. Geen ander beheerst de herhaling als stijlmiddel zo vakkundig als Gerrit Komrij. Maar ook voor hem geldt: wat vaak herhaald wordt, krijgt niet altijd meer waarde.
Eloquent
Nog zoiets: ik heb het altijd al gezegd. Het geeft je niet zomaar gelijk, of pas achteraf en dan is het te laat. De titel Morgen heten we allemaal Ali is Komrijs manier om te zeggen dat hij het altijd al heeft gezegd. In de bundel Dit helse moeras uit 1983 schreef hij:
Zo langzamerhand zijn we allemaal al vertrouwder geworden met de twaalfde imam dan met de onbevlekte ontvangenis, de Ramadan zegt ons al meer dan Pinksteren (…). Op een ochtend zullen we wakker worden en allemaal Ali heten.
Nu schrijft Komrij:
Stuur een moslimleider of een dictatoriale muzelman of een mohammedaanse kromzwaarddrager langs bij onze politici en wat je ziet zijn kniebuigingen, natte tongen en hemelse blikken.
Bisschop Muskens heeft al eens voorgesteld God Allah te noemen.
Het gaat sneller dan je denkt.
Waren er maar meer die het zo eloquent konden verwoorden. Maar toch, het duurt blijkbaar alweer decennia, die ochtend dat we Ali heten is nog altijd niet aangebroken. Heeft Komrij daarmee ongelijk? Zou hij gelijk moeten hebben of krijgen?
Voor hemzelf hoeft dat niet. Want Komrij weet: zelfrelativering en zelfspot zijn de grootste vrienden van het gelijk. ‘Ik ben geen profeet’, luidt het dan ook. En: ‘Populisme is wat ik het meest haat van al. Met een haat waardoor ik me bijna een mens voel’.
Heilige huisjes
Het ‘vrolijke’ van de beschouwingen neemt niet weg dat het Komrij ook menens is. De babyboomers die hun ideologie inruilden voor graaien en marktdenken, de populistische politici, de overheersende amusementsindustrie, de academici die zinvol onderzoek naar massacultuur verwarren met gelijkstelling van alle cultuuruitingen, de als literatuur gepresenteerde damesromannetjes: het komt veelvuldig aan bod, al zolang Komrij zijn scherpe pen laat gelden. Omdat hij ziet dat de echt waardevolle cultuur en het intellectuele denken wegbezuinigd, weggerelativeerd, weggegooid wordt.
Ook in Morgen heten we allemaal Ali voert Komrij zijn niet aflatende strijd. En gelukkig ook nu weer zonder in cultuurpessimistisch gebrom te vervallen. Zelfs als het daar even op gaat lijken, zet hij glimlachend boven de tekst: ‘Ik doe een George-Steinertje’. Elk heilig huisje maakt hij met de grond gelijk, zonder zelf nieuwe heilige huisjes op te richten. Want Gerrit Komrij weet: wat niet bespot mag worden, wordt te veel waarde toegekend. En nee, dat doet niets af aan de waarde die sommige dingen nu eenmaal moeten hebben en behouden.
Dat Gerrit nog lang Gerrit mag blijven en even scherpzinnig van geest.